Uit welke twee onderdelen bestaat de consumentenprijs
A
verkoopprijs en brutowinstmarge
B
verkoopprijs en btw
C
inkoopprijs en brutowinst
D
inkoopprijs en btw
Slide 14 - Quizvraag
Om uiteindelijk een flinke winst te maken is het nodig dat Action een grote afzet heeft. Wat wordt er bedoeld met afzet?
A
het aantal producten dat ingekocht wordt
B
het aantal producten dat verkocht wordt
C
het aantal verkochte producten x kostprijs product
D
aantal verkochte producten x verkoopprijs van product
Slide 15 - Quizvraag
Wat wordt verstaan onder marktaandeel?
A
afzet van bedrijf als percentage van de totale afzet in een bedrijfstak
B
afzet van bedrijf als percentage van de totale omzet in een bedrijfstak
C
winst van een bedrijf als percentage van de afzet van het bedrijf
D
winst van een bedrijf als percentage van de omzet van het bedrijf
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Open vraag
In welke regel staan uitsluitend bedrijfskosten?
A
btw, huisvesting, verzekeringen
B
btw, inkoopwaarde, personeelskosten
C
energiekosten, inkoopwaarde, personeelskosten
D
energiekosten, huisvesting, verzekeringen
Slide 18 - Quizvraag
A
de variabele kosten kunnen over meer producten worden verdeeld
B
de variabele kosten kunnen over minder producten worden verdeeld
C
de vaste kosten kunnen over meer producten worden verdeeld
D
de vaste kosten kunnen over minderproducten worden verdeeld
Slide 19 - Quizvraag
Ronald is boer met 90 koeien. Elke koe geeft per dag 30 liter melk. Ronald kreeg in 2010 gemiddeld €27,75 per 100 liter melk. Bereken de omzet van Ronald in 2010
Slide 20 - Open vraag
B. Arbeid en productie
B1. Productiekosten en prijzen
B2. Arbeid
Slide 21 - Tekstslide
Arbeidsverdeling
Arbeidsverdeling = verdelen van taken waarbij iedereen doet waar hij goed in is (specialisatie)
Vier sectoren:
Primair (landbouw)
Secundair (verwerkt primaire producten)
Tertiair (commerciële dienstverlening)
Quartair (niet-commerciële dienstverlening)
Slide 22 - Tekstslide
Arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit = productie per werknemer in een bepaalde periode
Arbeidsomstandigheden
Scholing
Mechanisering
Arbeidsverdeling
Arbeidsvoorwaarden
Arbeidsmotieven
Arbowet
Automatisering
Hoge productiviteit
Lage kostprijs
Slide 23 - Tekstslide
Arbeidsverdeling
Keerzijde van arbeidsverdeling: vervreemding tussen werknemer en eindproduct (omdat iedereen maar een klein deel bijdraagt)
Slide 24 - Tekstslide
Arbeidsmarkt
Arbeidsmarkt = geheel van vraag en aanbod
Aanbod
Alle werkenden en werkzoekenden (beroepsbevolking)
Vraag
Bezette banen en vacatures
Vanuit bedrijven en overheid
Slide 25 - Tekstslide
Arbeidsmarkt
Krappe arbeidsmarkt = meer arbeidsplaatsen dan werknemers
Tekort aan werknemers
Vraag groter dan aanbod
Hogere lonen en betere voorwaarden
Ruime arbeidsmarkt = overschot op de arbeidsmarkt
Aanbod groter dan vraag
Werkloosheid
Lagere lonen en slechtere voorwaarden
Slide 26 - Tekstslide
Arbeidsmarkt
Overheid speelt een rol in het bieden van gelijke kansen
Slide 27 - Tekstslide
Werkloosheid
Vijf soorten
Structureel (product vervangen, nieuwe technieken)
Regionaal
Seizoen
Frictie (tijd tussen studie en werk of twee banen)
Conjunctureel (schommelingen in de economie)
Slide 28 - Tekstslide
Werkloosheid
Vicieuze cirkel:
Slide 29 - Tekstslide
Werkloosheid
Loon-prijsspiraal = vicieuze cirkel tussen lonen en prijzen
UWV
registreert werklozen
arbeidsbemiddeling
werkloosheidsuitkering (lager dan het loon)
Verborgen werkloosheid = niet geregistreerd
Slide 30 - Tekstslide
Werkloosheid
Overheid neemt maatregelen tegen werkloosheid (zie samenvatting)
Verhogen van inkomens of verlagen belasting
Verhogen van overheidsuitgaven door aanbesteden van werk
Verlagen van prijzen door innovatie
Beïnvloeden van loonkosten via belastingen
Loonkostensubsidies
Verkorting van arbeidstijd
Verlenging van bedrijfstijd
Slide 31 - Tekstslide
Werkloosheid
Overheid neemt maatregelen tegen werkloosheid (zie samenvatting)
Kinderopvang
Scholing
Scholing als kostenpost en investering
Werkloosheid kan meerdere landen beïnvloeden
Voorbeeld: veel werkloosheid in Griekenland, waardoor veel Grieken naar Nederland komen, hierdoor raken mensen in Nederland werkloos.
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Open vraag
Te berekenen valt dat Grieken gemiddeld 47% meer uren werken dan de Nederlanders. De jaarproductie van Grieken ligt niet 47% hoger dan die van Nederlanders. Die is minder dan 47%Hoe komt dat?
A
De arbeidsproductiviteit per uur van Grieken is hoger dan die van Nederlanders
B
De arbeidsproductiviteit per uur van Grieken is lager dan die van Nederlanders
C
Griekenland heeft meer werkenden dan Nederland
D
Griekenland heeft minder werkenden dan Nederland
Slide 34 - Quizvraag
Nu Stijn gaat werken, is zijn inkomen niet veel hoger dan met een volledige Wajong uitkering. Toch wil hij graag blijven werken. Noem twee arbeidsmotieven, anders dan een financieel motief, voor Stijn om toch te werken
Slide 35 - Open vraag
Bij een koeienboerderij wordt de arbeidsproductiviteit gemeten in liters melk per gewerkt uur. De koeien worden gemolken met een melkmachine. Welke aanpassing zal de arbeidsproductiviteit per gewerkt uur doen stijgen?
A
Een snellere melkmachine
B
Extra personeel aannemen
C
Het personeel langer laten werken
D
Minder koeien gaan houden
Slide 36 - Quizvraag
In Drimmelen zijn Bart en Klazien de hardwerkende eigenaren van boerderijcamping Groene Hoeve. Het bedrijf heeft 30 kampeerplaatsen en 10 vakantiehuisjes. Afgelopen jaar zijn meer gasten en overnachtingen dan ooit tevoren geboekt. Ze hebben dat voor elkaar gekregen met minder personeel. Welke conclusie is juist?
A
De arbeidsproductiviteit per jaar is gedaald
B
De arbeidsproductiviteit per jaar is gestegen
C
De arbeidsproductiviteit per jaar is gelijk gebleven
Slide 37 - Quizvraag
Leg uit hoe een betere arbeidsverdeling de arbeidsproductiviteit kan verhogen
Slide 38 - Open vraag
Edwin wil maatregelen gaan nemen om de arbeidsproductiviteit per uur te verhogen. Door welke maatregel kan de productiviteit toenemen?
A
Arbeidsverdeling toepassen
B
Meer personeel aannemen
C
Meer verschillende opdrachten laten uitvoeren
D
Werknemers meer dagen laten werken
Slide 39 - Quizvraag
Mede door de economische crisis en de bezuinigingen die de regering doorvoert, is er op de arbeidsmarkt sprake van relatief veel aanbod van arbeid. Wat zijn de aanbieders van arbeid?
A
bedrijven
B
bedrijven en overheid
C
werkzoekenden
D
werkzoekenden en werkenden
Slide 40 - Quizvraag
Slide 41 - Open vraag
Slide 42 - Open vraag
Slide 43 - Open vraag
Welke instantie bemiddelt in Nederland tussen vragers naar en aanbiders van werk?
A
CBS
B
FTE
C
NIBUD
D
UWV
Slide 44 - Quizvraag
Als zzp'ers al meerdere jaren geen opdrachten meer kunnen vinden, melden zij zich uiteindelijk aan bij het UWV en worden officieel geregistreerd als werkloos. Geef een financiële reden waarom ze zich aanmelden bij het UWV.
Slide 45 - Open vraag
Arno's vrouw vindt het vervelend dat ze minder inkomen hebben nu Arno werkloos is. In tegenstelling tot zijn vrouw maakt Arno zich meer druk om andere nadelen van het werkloos zijn. Noem twee andere nadelen.
Slide 46 - Open vraag
Slide 47 - Open vraag
Slide 48 - Open vraag
In de jaren tachtig werden veel werkweken in Nederland verkort van 40 uur naar 38 uur en zelfs 36 uur om op deze manier de werkloosheid terug te dringen. Leg uit hoe door het verkorten van de werkweek de werkloosheid kon afnemen.
Slide 49 - Open vraag
Werkloosheid kost de overheid veel geld, omdat ze hierdoor veel belastingontvangsten misloopt. Geef een ander financieel gevolg voor de overheid wanneer de werkloosheid hoog is.