Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
H1 par. 4 Nederland als parlementaire democratie
H1 Democratisering van Nederland
Par. 1.4 Nederland als parlementaire democratie
1 / 44
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Geschiedenis
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 4
In deze les zitten
44 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
H1 Democratisering van Nederland
Par. 1.4 Nederland als parlementaire democratie
Slide 1 - Tekstslide
4.1 De rechten van de ministers en de Eerste en Tweede Kamer
In Nederland neemt de regering (ministers) samen met het parlement (Eerste en Tweede Kamer) de belangrijkste beslissingen.
Elke 4 jaar zijn er verkiezingen voor de Tweede Kamer.
Na de verkiezingen wordt een coalitie gevormd:
Slide 2 - Tekstslide
Coalitie
De samenwerking tussen verschillende partijen in de Tweede Kamer.
Deze partijen vormen de meerderheid in de Tweede Kamer: belangrijk om wetten door te laten gaan!
Verdelen onderling de ministersposten.
Zij gaan voor vier jaar het land regeren.
Slide 3 - Tekstslide
Oppositie
overige partijen.
zij controleren de coalitie.
Slide 4 - Tekstslide
Directe en indirecte verkiezingen
Er zijn rechtstreekse/ directe verkiezingen op lokaal niveau: gemeenteraad.
Er zijn rechtstreekse/ directe verkiezingen op provinciaal niveau: provinciale staten.
En er zijn rechtstreekse/ directe verkiezingen op landelijk niveau: Tweede Kamer.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Directe en indirecte verkiezingen
De Eerste Kamer wordt indirect door het volk gekozen:
De Provinciale Staten worden gekozen door de bevolking.
De Provinciale Staten kiezen de leden van de Eerste Kamer.
Slide 7 - Tekstslide
Welke verkiezing is INdirect?
A
Eerst Kamer
B
Tweede Kamer
C
Gemeenteraad
D
Provinciale Staten
Slide 8 - Quizvraag
Hoe wordt de Tweede Kamer gekozen?
A
Door rechtstreekse verkiezingen door het volk
B
Door indirecte verkiezingen door het volk
Slide 9 - Quizvraag
Het parlement is ...
A
de regering
B
het kabinet
C
een monarchie
D
de Eerste Kamer en de Tweede Kamer
Slide 10 - Quizvraag
Wie zijn de regering?
A
koning en ministers
B
1e en 2e kamer
C
alleen de koning
D
alleen de ministers
Slide 11 - Quizvraag
Regeringspartijen zitten in de...
A
coalitie
B
oppositie
Slide 12 - Quizvraag
De Regering is de..?
A
Rechtsprekende- en uitvoerende macht
B
Wetgevende- en Rechtsprekende macht
C
Wetgevende- en uitvoerende macht
D
Uitvoerende- en beslissende macht
Slide 13 - Quizvraag
Wie vormen het kabinet?
A
De ministers en staatssecretarissen
B
De koning en de ministers
C
De leden van de Eerste en Tweede Kamer
D
De leden van de Tweede Kamer
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de goede betekenis van het woord?
coalitie
A
Dat zijn politieke partijen die in de Tweede Kamer zitten.
B
Dat zijn politieke partijen die in de Eerste Kamer zitten.
C
Dat zijn politieke partijen die niet in de regering zitten.
D
Dat zijn politieke partijen die in de regering zitten.
Slide 15 - Quizvraag
Hoe komt een wet tot stand?
Ministers/ leden van de Tweede Kamer doen een wetsvoorstel.
Als de Tweede Kamer een wetsvoorstel goedkeurt, dan gaat het wetsvoorstel naar de Eerste Kamer.
Als de Eerste Kamer het wetsvoorstel heeft goedgekeurd, dan moet de koning zijn handtekening onder het wetsvoorstel zetten.
Als laatste wordt het wetsvoorstel gepubliceerd.
Slide 16 - Tekstslide
Juist/ onjuist?
Alleen een minister kan een wet indienen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Juist/ onjuist?
De koning moet zijn handtekening ook onder een wetsvoorstel zetten
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Juist/ onjuist?
Een wetsvoorstel wordt altijd gepubliceerd
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Ministers hebben:
recht van initiatief (wetsvoorstellen indienen)
recht om wetten uit te voeren.
Leden Tweede Kamer hebben:
Het recht van initiatief
Het recht van amendement (recht om wetsvoorstellen te wijzigen)
Slide 20 - Tekstslide
Leden Eerste en Tweede kamer hebben:
Recht van budget (de begroting van de staat controleren en goed of afkeuren)
Recht van interpellatie (minister ter verantwoording roepen, ondervragen over een besluit of uitspraak)
Recht van enquête (onderzoek instellen en mensen onder ede ondervragen)..
Slide 21 - Tekstslide
Wetgevende bevoegdheden zijn:
Recht van initiatief, recht van amendement en het recht van budget.
Controlerende bevoegdheden zijn:
Recht van interpellatie en het recht van enquête.
Slide 22 - Tekstslide
Recht om een wetsvoorstel in te dienen
A
Recht van initiatief
B
Recht van amendement
C
Recht van enquête
D
Recht van interpellatie
Slide 23 - Quizvraag
Recht om een wetsvoorstel te wijzigen
A
Recht van initiatief
B
Recht van amendement
C
Recht van enquête
D
Recht van interpellatie
Slide 24 - Quizvraag
Recht om een minister te ondervragen over een besluit of uitspraak
A
Recht van initiatief
B
Recht van budget
C
Recht van enquête
D
Recht van interpellatie
Slide 25 - Quizvraag
Recht om een bepaalde zaak tot op de bodem uit te zoeken
A
Recht van initiatief
B
Recht van amendement
C
Recht van enquête
D
Recht van interpellatie
Slide 26 - Quizvraag
Recht om de uitgaven en inkomsten van de staat te controleren en deze als wet goed of af te keuren
A
Recht van initiatief
B
Recht van budget
C
Recht van enquête
D
Recht van interpellatie
Slide 27 - Quizvraag
Recht van budget
A
Ministers & Tweede Kamer
B
Tweede Kamer & Eerste Kamer
C
Eerste Kamer & ministers
Slide 28 - Quizvraag
Recht van amendement
A
Ministers
B
Tweede Kamer
C
Eerste Kamer
D
Staatssecretarissen
Slide 29 - Quizvraag
Recht van initiatief
A
Ministers & Tweede Kamer
B
Tweede Kamer & Eerste Kamer
C
Eerste Kamer & ministers
Slide 30 - Quizvraag
4.2 De rechten van burgers in Nederland
Belangrijkste rechten van de burger zijn grondrechten.
2 soorten grondrechten.
Klassieke grondrechten (1848)
Sociale grondrechten (1983)
Slide 31 - Tekstslide
Klassieke grondrechten (1848)
Rechten die de burgers beschermen tegen de overheid.
Burgers kunnen zo in vrijheid en democratie leven.
Bijvoorbeeld:
Recht op gelijke behandeling
Recht van vrije meningsuiting
Recht op privacy
Vrijheid van godsdienst
Recht van vereniging, vergadering en betoging
Slide 32 - Tekstslide
Sociale grondrechten (1983)
Sociale grondrechten zijn plichten van de overheid:
In een welvarend Ned. heeft iedereen recht op bestaanszekerheid
Onderwijs: iedereen moet kunnen studeren
Woonruimte
Medische zorg
Werk
Rechtsbijstand: recht op een advocaat
Slide 33 - Tekstslide
Bescherming tegen de overheid
A
klassieke grondrechten
B
sociale grondrechten
Slide 34 - Quizvraag
Bescherming door de overheid
A
klassieke grondrechten
B
sociale grondrechten
Slide 35 - Quizvraag
Wat is GEEN sociaal grondrecht?
A
recht op medische zorg
B
recht op woonruimte
C
recht op onderwijs
D
recht op privacy
Slide 36 - Quizvraag
Wat is GEEN sociaal grondrecht?
A
recht op gelijke behandeling
B
recht op werk
C
recht op onderwijs
D
recht op rechtsbijstand
Slide 37 - Quizvraag
Noem 2 klassieke grondrechten
Slide 38 - Open vraag
4.3 De bescherming van de rechten van burgers in Nederland
Nederland is een rechtsstaat.
Burgers worden door grondrechten beschermd tegen machtsmisbruik en willekeur van de overheid en andere burgers.
Bijvoorbeeld: je kan niet zomaar opgepakt worden of veroordeeld worden zonder rechtszaak.
Slide 39 - Tekstslide
Scheiding van machten
Wetgevende macht: Tweede kamer en ministers.
Uitvoerende macht: regering/ ministers
Rechterlijke macht: onafhankelijke rechters
Deze machten worden dus niet gemengd, anders krijg je een dictatuur.
Slide 40 - Tekstslide
Kenmerken rechtsstaat
Iedereen is gelijk voor de wet, dezelfde misdaad = dezelfde straf (rechtsgelijkheid)
Onafhankelijke rechters. De overheid bemoeit zich niet met de rechters. (onpartijdig zijn, net als een scheidsrechter)
Alleen straf krijgen als iets strafbaar is volgens de wet. (legaliteitsbeginsel)
Iedereen (ook bestuur en rechters) moeten zich aan de wet houden.
Slide 41 - Tekstslide
Kenmerken rechtsstaat
In een rechtsstaat kunnen burgers de overheid voor de rechter laten komen.
De Nationale Ombudsman is degene die hierover beslist.
Hij wordt benoemd door de overheid voor 6 jaar.
Slide 42 - Tekstslide
Noem 2 kenmerken van een rechtsstaat
Slide 43 - Open vraag
Wat hoort niet bij een rechtstaat?
A
alle burgers zijn voor de wet gelijk
B
wetgevende en uitvoerende taak zijn niet gescheiden
C
Je kunt alleen straf krijgen voor iets dat strafbaar is
D
rechters zijn onafhankelijk van de politiek
Slide 44 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
H1 par. 4 Nederland als parlementaire democratie
Maart 2024
- Les met
18 slides
Geschiedenis
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 4
H1 par. 4 Nederland als parlementaire democratie
September 2022
- Les met
50 slides
Geschiedenis
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 4
1.1 De Nederlandse staatsinrichting nu
Maart 2019
- Les met
35 slides
Geschiedenis
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 4
Par 4.3 De bescherming van de rechten van burgers in Nederland
Oktober 2022
- Les met
26 slides
Geschiedenis
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
4.3 & 4.5 de politiek aan het werk
Juni 2023
- Les met
36 slides
Burgerschap
MBO
Studiejaar 1
les 4 politiek
Juni 2023
- Les met
27 slides
Burgerschap
MBO
Studiejaar 1
H3.5 & H3.6 Het parlement controleert
Juni 2024
- Les met
17 slides
Maatschappijleer
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
extra
Augustus 2020
- Les met
23 slides
Geschiedenis
Middelbare school