Quizje
1 / 19
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Waarin staan de afspraken over arbeidsvoorwaarden in een bedrijfstak?
A
UWV
B
CAO
C
AOW
D
WW
Slide 2 - Quizvraag
Het nettoloon is het bedrag dat je op je rekening ontvangt. Maar wat gaat eraf van het brutoloon?
A
Subsidies en boodschappen
B
Boodschappen en belasting
C
Sociale premies en subsidies
D
Belasting en Sociale premies
Slide 3 - Quizvraag
In de economie kun je zwart, grijs en wit werken. Waar valt vrijwilligerswerk onder?
A
Wit
B
Grijs
C
Zwart
D
Zowel Zwart, Wit en Grijs
Slide 4 - Quizvraag
Hoe noemen we het loon dat je wettelijk ten minste per uur moet verdienen.
A
Maximumloon
B
Salaris
C
Minimumloon
D
Uitkering
Slide 5 - Quizvraag
Welke van deze is geen arbeidsmotief?
A
Je bent nuttig en zinvol bezig
B
Regelmaat krijgen aan je leven
C
Mensen ontslaan
D
Nieuwe dingen leren
Slide 6 - Quizvraag
De commerciële dienstverlening valt onder welke productiesector?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector
Slide 7 - Quizvraag
Het beroep als bakker valt onder welke sector?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector
Slide 8 - Quizvraag
Hoe noemen we het als elke werknemer doet waar hij goed in is?
A
Bedrijfstakken
B
Arbeidsverdeling
C
Bedrijfskolommen
D
Leidinggeven
Slide 9 - Quizvraag
Welke ondernemingsvorm komt meestal voor bij een zzp'er?
A
Eenmanszaak
B
Vennootschap onder firma (Vof)
C
Besloten vennootschap (Bv)
D
Naamloze vennootschap (Nv)
Slide 10 - Quizvraag
1. De vraag naar arbeid zijn de werkgevers.
2. Als wij willen werken dan zijn wij het aanbod van werk.
2. Als wij willen werken dan zijn wij het aanbod van werk.
A
1 is juist
2 is onjuist
B
1 is juist
2 is juist
C
1 is onjuist
2 is onjuist
D
1 is onjuist
2 is juist
Slide 11 - Quizvraag
Wie valt onder de beroepsbevolking?
A
De hele bevolking
B
Iedereen tussen 15 jaar en pensioenleeftijd
C
Iedereen die werkt of wil werken
D
Iedereen die met pensioen is
Slide 12 - Quizvraag
Sommige mensen komen nog steeds moeilijker aan een baan dan anderen. Welk van de volgende is geen discriminerende vorm?
A
Leeftijd
B
Kleur haar
C
Afkomst
D
Religie
Slide 13 - Quizvraag
Wat zegt de participatiegraad?
A
Het aantal mensen die deze quiz maken.
B
De hoeveelheid mensen die een uitkering krijgen.
C
Het percentage van mensen die werken of willen werken.
D
Het aantal mensen dat werkt of wil werken.
Slide 14 - Quizvraag
Doordat er minder geconsumeerd wordt, daalt de werkloosheid.
Welke werkloosheidsvorm is dit?
Welke werkloosheidsvorm is dit?
A
Structurele werkloosheid
B
Conjuncturele werkloosheid
C
Frictiewerkloosheid
D
Jeugdwerkloosheid
Slide 15 - Quizvraag
Nadat ik mijn studie af had, was ik 2 maanden werkloos totdat ik werk had.
Welke werkloosheidsvorm is dit?
Welke werkloosheidsvorm is dit?
A
Structurele werkloosheid
B
Conjuncturele werkloosheid
C
Frictiewerkloosheid
D
Seizoenswerkloosheid
Slide 16 - Quizvraag
In Nederland is de werkloosheid 3%. In Sittard is dit 6%.
Welke werkloosheidsvorm is dit?
Welke werkloosheidsvorm is dit?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Regionale werkloosheid
D
Seizoenswerkloosheid
Slide 17 - Quizvraag
De zelfscankassa nam mijn werk over, waardoor ik werkloos raakte.
Welke vorm van werkloosheid is dit?
Welke vorm van werkloosheid is dit?
A
Structurele werkloosheid
B
Conjuncturele werkloosheid
C
Frictiewerkloosheid
D
Seizoenswerkloosheid
Slide 18 - Quizvraag
Waar moet je je inschrijven om geregistreerd werkloos te zijn?
A
AOW
B
ANWB
C
UWV
D
CAO
