06. Formuleren - trappen van vergelijking

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Lezen in stilte (10 minuten)
  2. Startopdracht (5 minuten)
  3. Uitleg trappen van vergelijking (15 minuten)
  4. Zelf aan de slag (rest van de les, eerste tien minuten in stilte) 

Let op: de laptop mag pas bij stap 3 uit de tas!
timer
10:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Lezen in stilte (10 minuten)
  2. Startopdracht (5 minuten)
  3. Uitleg trappen van vergelijking (15 minuten)
  4. Zelf aan de slag (rest van de les, eerste tien minuten in stilte) 

Let op: de laptop mag pas bij stap 3 uit de tas!
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht
Ontleed de volgende zinnen
pv, wg, ow, lv, mv, bwb
1. Hij eet een ijsje op het terras. 
2. Morgen mogen wij naar de gymzaal fietsen. 
3. Gisteren heeft de buurvrouw hem een dreun gegeven. 

Slide 2 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

H5. Taalverzorging - Formuleren

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert de trappen van vergelijking te gebruiken.
  • Je leert wanneer je als en dan gebruikt. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

stellende 
   trap
vergrotende 
trap
overtreffende 
trap
aardig
lekker
aardigst
saaier
lekkerder
liever
lekkerst
graag
meest 
fantastisch
liefst
saai
engst
vreemder
vreemd

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf de trappen van
vergelijking op van: leuk
timer
1:00

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Wat zeg je als twee dingen verschillend zijn?
A
als
B
dan

Slide 14 - Quizvraag

Wat zeg je als twee dingen gelijk zijn?
A
als
B
dan

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer het woordje 'zo' in de zin staat gebruik je ...
A
als
B
dan

Slide 16 - Quizvraag

Madrid is niet zo ver ..... Lissabon, denk ik.
A
als
B
dan

Slide 17 - Quizvraag

Wat moet je invullen?

Ik ben twee keer sneller 1) ________ zij.
Ik ben twee keer zo snel 2) _________ zij.
A
1) dan 2) dan
B
1) dan 2) als
C
1) als 2) dan
D
1) als 2) als

Slide 18 - Quizvraag

Zelf aan de slag/huiswerk
  • Doorloop de leerroute van hoofdstuk 5 - vergelijken.
  • Zorg dat je score hoger dan 60% is, anders herstart ik de opdracht voor je.
  • Klaar? Doorloop dan de leerroute van hoofdstuk 5 - lastige werkwoorden. Daarmee ook klaar? Dan mag je gaan.

  • De eerste tien minuten werken we in stilte.
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Bij Jumbo verdien je als vakkenvuller net zoveel ... bij Albert Heijn
A
Als
B
Dan

Slide 20 - Quizvraag

Lana vindt dit blauwe jasje veel mooier ... dat rode
A
Als
B
Dan

Slide 21 - Quizvraag

Hoe kan dat nou? (1)... koffie is veel warmer (2)... die van mij
A
1 = jou 2= als
B
1 = jou 2 = dan
C
1 = jouw 2 = als
D
1 = jouw 2 = dan

Slide 22 - Quizvraag