Bezittelijke voornaamwoorden

Bezittelijk voornaamwoord
Staat vaak voor een zelfstandig naamwoord 
en geeft een bezit aan.

Bezit = van wie is het? 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bezittelijk voornaamwoord
Staat vaak voor een zelfstandig naamwoord 
en geeft een bezit aan.

Bezit = van wie is het? 

Slide 1 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
ik - mijn huis
jij - jouw/je huis
u - uw huis
zij - haar huis
hij - zijn huis 
wij - ons/onze huis
jullie - jullie huis
zij - hun huis 

Slide 2 - Tekstslide

Welke zijn de bezittelijk voornaamwoorden?
A
mijn
B
zij
C
mij
D
U

Slide 3 - Quizvraag

Kies het bezittelijk voornaamwoord:
A
de
B
onze

Slide 4 - Quizvraag

MIJN, ZIJN, ONZE; zijn bezittelijke voornaamwoorden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Waarom heb jij mijn jas aan?
A
heb
B
mijn
C
jij
D
aan

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Ik koop die auto voor hem.
A
ik
B
die
C
hem
D
zit er niet in

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
We moeten nog ons huiswerk inleveren.
A
ons
B
huiswerk
C
we
D
inleveren

Slide 8 - Quizvraag

JOU is een bezittelijk voornaamwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Daar loopt onze kat.
A
daar
B
loopt
C
onze
D
kat

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Zijn kast hangt vol vreemde kleren.
A
vreemde
B
vol
C
Zijn
D
kleren

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in de zin:
'Is dat jouw jas?'
A
jas
B
jouw
C
is
D
dat

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Hun familie woont in het buitenland
A
hun
B
familie
C
woont
D
in het buitenland

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
In ons huis is het altijd gezellig
A
het
B
ons
C
huis
D
altijd

Slide 14 - Quizvraag

Ik snap bezittelijke voornaamwoorden en kan zo zelfstandig aan de slag.
A
Ja, ik kan zo zelfstandig aan de slag.
B
Ik snap het nog niet helemaal.
C
Nee, ik wil graag nog meer uitleg.

Slide 15 - Quizvraag