Grammatica- les 1.7 - lijdend voorwerp

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica- les 1.7

Slide 2 - Tekstslide

Pak je schrift!
Is de slide geel?

Schrijf de aantekeningen 
over in je schrift!

Slide 3 - Tekstslide

Doel vorige les:
Herhalen:
  • de persoonsvorm
  • het werkwoordelijk gezegde
  • het onderwerp

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat moet er in iedere goede zin staan?

Slide 6 - Open vraag

Zoek het wwg = pv + andere ww
Joop/ heeft / gisteren / voetbaltraining / gehad.
 

Slide 7 - Tekstslide

Zoek het wwg = pv + andere ww
Joop/ heeft / gisteren / voetbaltraining / gehad.
 

Slide 8 - Tekstslide

Onderwerp = wie/wat + wwg
Joop/ heeft / gisteren / voetbaltraining / gehad.
           pv+wwg                                                         wwg

onderwerp = wie/wat heeft gehad?

Slide 9 - Tekstslide

Onderwerp = wie/wat + wwg
Joop/ heeft / gisteren / voetbaltraining / gehad.
 ond   pv+wwg                                                         wwg

onderwerp = wie/wat heeft gehad?
onderwerp = Joop

Slide 10 - Tekstslide

Sleep de zinsdelen naar de juiste plek. Let op... soms staan er twee zinsdelen in één vak.
wwg
ond
overig
Hij
had
de moed
al
opgegeven.

Slide 11 - Sleepvraag

wat is het onderwerp in de volgende zin?

Mijn nieuwe jurk is zojuist gescheurd!

Slide 12 - Open vraag

Doel van deze les:
  • het lijdend voorwerp

Slide 13 - Tekstslide

Schrijf de zin op.
1. De scheidsrechter gaf een rode kaart.
    pv=
    wwg=
    ond=

Slide 14 - Tekstslide

De scheidsrechter gaf een rode kaart.
PV =
WWG= PV + andere werkwoorden 

OND =

Slide 15 - Tekstslide

De scheidsrechter / gaf /een rode kaart.
PV = gaf
WWG= 

OND =

Slide 16 - Tekstslide

De scheidsrechter / gaf / een rode kaart.
PV = gaf
WWG= gaf

OND =

Slide 17 - Tekstslide

De scheidsrechtergaf / een rode kaart.
PV = gaf
WWG= gaf

OND = de scheidsrechter

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

De scheidsrechter gaf / een rode kaart.
WWG= gaf
OND = de scheidsrechter

Lijdend voorwerp = Wie / wat + wwg + ond?


Slide 21 - Tekstslide

De scheidsrechtergaf / een rode kaart.
WWG= gaf
OND = de scheidsrechter

lijdend.voorwerp = Wie / wat + wwg + ond?
wie / wat + gaf + de scheidsrechter?

Slide 22 - Tekstslide

De scheidsrechtergafeen rode kaart.
WWG= gaf
OND = de scheidsrechter

Lijdend voorwerp =Wie / wat + wwg + ond?
wie/wat gaf de scheidsrechter? een rode kaart

Slide 23 - Tekstslide

Is er een lijdend voorwerp? Zo ja, wat is het?

De leeuw verslindt de gazelle.

Slide 24 - Open vraag

Is er een lijdend voorwerp? Zo ja, wat is het?

Het warme vlees smaakt prima.

Slide 25 - Open vraag

!

Slide 26 - Tekstslide

!

Slide 27 - Tekstslide

!

Slide 28 - Tekstslide

Maken: kopieerblad zinsontleding
timer
10:00
Klaar?
  • leesboek uit?
  • ander huiswerk

Slide 29 - Tekstslide

Sleep de zinsdelen naar de juiste plek. Let op... soms staan er twee zinsdelen in één vak.
wwg
ond
lijdend voowerp
overig
Hij
had
de moed
al
opgegeven.

Slide 30 - Sleepvraag

Afsluiting

  • Huiswerk: stappenplan leren + kopieerblad
  • Volgende les: bijzondere vormen van wwg

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide