vragen/ontkenningen en woordvolgorde Engels

Questions with 'to do'

like chocolate.                                                 Do I like chocolate?

She likes chocolate.                                        Does she like chocolate?  

Bij de onderwerpen he/she/it gebruik je does !

Na do en does krijg je het hele werkwoord!


Bij vormen van to be (am/are/is/was/were) gebruik je niet to do. 

Bijvoorbeeld: She is late. Is she late?

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Questions with 'to do'

like chocolate.                                                 Do I like chocolate?

She likes chocolate.                                        Does she like chocolate?  

Bij de onderwerpen he/she/it gebruik je does !

Na do en does krijg je het hele werkwoord!


Bij vormen van to be (am/are/is/was/were) gebruik je niet to do. 

Bijvoorbeeld: She is late. Is she late?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

_________ she play tennis?
A
Do
B
Does

Slide 3 - Quizvraag

_______ he live in London?
A
Do
B
Does

Slide 4 - Quizvraag

________ these animals eat carrots?
A
Do
B
Does

Slide 5 - Quizvraag

Negations with 'to do'
Staat er geen am/are/is, has/have got of can in de zin?


Gebruik dan 'don't (do + not)' of 'doesn't (does + not)'  


Lions live in the wild.
Lions don't live in the wild.


It eats berries and plants.
It doesn't eat berries and plants.


Slide 6 - Tekstslide

Negations (ontkenningen):
Jacky .... here
A
don't live
B
doesn't live

Slide 7 - Quizvraag

Negations (ontkenningen):
I .... tennis
A
don't play
B
doesn't play

Slide 8 - Quizvraag

Negations (ontkenningen):
You .... him
A
don't know
B
doesn't know

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wie doet wat waar wanneer?
             O              ww              lv             plaats                    tijd

Slide 11 - Tekstslide

EXAMPLE:
Peter liep vanmiddag samen met Patrick naar zijn huis.
Peter walked together with Patrick to his house this afternoon.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

TIP!
Zet de werkwoorden van de zin bij elkaar!

Ik heb gisteren heel veel friet gegeten.
I have eaten a lot of fries yesterday.

Slide 14 - Tekstslide

Put in the correct order:
at the zoo / saw / a week ago /
an elephant / my family and I

Slide 15 - Open vraag

Put in the correct order:
shopping / went / the girls / this morning / at the mall

Slide 16 - Open vraag