herhaling grammatica chapter 2+3

grammatica chapter 2+3
- vragen/ontkenningen met to do
- woordvolgorde
- meervoud
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

grammatica chapter 2+3
- vragen/ontkenningen met to do
- woordvolgorde
- meervoud

Slide 1 - Tekstslide

Questions with 'to do'

like chocolate.                                                 Do I like chocolate?

She likes chocolate.                                        Does she like chocolate?  

Bij de onderwerpen he/she/it gebruik je does !

Na do en does krijg je het hele werkwoord!


Bij vormen van to be (am/are/is/was/were) gebruik je niet to do. 

Bijvoorbeeld: She is late. Is she late?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

_________ they play tennis?
A
Do
B
Does

Slide 4 - Quizvraag




_______ they like chocolate?
A
Do
B
Does

Slide 5 - Quizvraag

________ this animal eat carrots?
A
Do
B
Does

Slide 6 - Quizvraag

Negations with 'to do'
Staat er geen am/are/is, has/have got of can in de zin?


Gebruik dan 'don't (do + not)' of 'doesn't (does + not)'  


Lions live in the wild.
Lions don't live in the wild.


It eats berries and plants.
It doesn't eat berries and plants.


Slide 7 - Tekstslide

Negations (ontkenningen):
Tom .... chocolate
A
don't like
B
doesn't like

Slide 8 - Quizvraag

Negations (ontkenningen):
You.... basketball
A
don't play
B
doesn't play

Slide 9 - Quizvraag

Negations (ontkenningen):
You .... him
A
don't know
B
doesn't know

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Wie doet wat waar wanneer?
             O              ww              lv             plaats                    tijd

Slide 12 - Tekstslide

EXAMPLE:
Peter liep vanmiddag samen met Patrick naar zijn huis.
Peter walked together with Patrick to his house this afternoon.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Put in the correct order:
tired – he – and – feels – sad

Slide 15 - Open vraag

Put in the correct order:
leg – I – my – last week - broke

Slide 16 - Open vraag

Put in the correct order:
got – father – the – her – flu – has

Slide 17 - Open vraag

Basisregel: enkelvoud +s

Slide 18 - Tekstslide

s-klank
Woorden die op een s-klank eindigen (-s, -x, -sh) krijgen +es

box - boxes
bush - bushes
bus - buses

Slide 19 - Tekstslide

woorden op -o
Woorden die op een -o eindigen, krijgen meestal +es

hero - heroes
tomato - tomatoes
potato - potatoes

Slide 20 - Tekstslide

woorden op -f(e)
Woorden die op -f of -fe eindigen, krijgen -ves

thief - thieves
wolf - wolves
wife - wives

Slide 21 - Tekstslide


onregelmatig

Sommige woorden hebben een onregelmatig meervoud. Leer ze uit je hoofd!

man - men
woman - women
child - children
tooth - teeth
foot - feet

Slide 22 - Tekstslide

1 car
2 ….

Slide 23 - Open vraag

1 wife
2 ….

Slide 24 - Open vraag

1 child
2 ….

Slide 25 - Open vraag

1 potato
2 ….

Slide 26 - Open vraag

1 watch
2 ….

Slide 27 - Open vraag

1 man
2 ….

Slide 28 - Open vraag

grammatica chapter 2+3
- vragen/ontkenningen met to do
- woordvolgorde
- meervoud

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Slide 31 - Tekstslide

Those
This
This
Those
That
These

Slide 32 - Sleepvraag

This - that - these - those


1 or 2?
over here (hier) 
over there (daar)
Enkelvoudone book
Meervoud two books
this
that
these
those

Slide 33 - Sleepvraag

Slimstampen
Chapter 3
grammar 9

Slide 34 - Tekstslide