Empathie, compassie en sympathie

Empathie
Emoties
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Empathie
Emoties

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
-Ik ben in staat om te benoemen wat empathie betekent;
-Ik kan minimaal 3 vaardigheden noemen die bij empathie tonen horen;
-Ik kan de 4 basis emoties benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is empathie?
Empathie is afkomstig van het Griekse woord empathia. Empathie is de vaardigheid om je in te leven in een situatie en gevoelens van een ander.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Empathie is het kunnen invoelen wat anderen voelen, oftewel affectieve empathie, en je kunnen inleven in waarom iemand iets voelt, cognitieve empathie.
Emotionele empathie: iemand is verdrietig en jij wordt dat ook.

Affectie: uiten van positieve emoties bijv. liefde en 'binding), maar ook het tonen van steun en begrip in moeilijke tijden.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is empathie belangrijk?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Bespreek in tweetallen waar jij mogelijk moeite mee hebt. Ben je hier bewust van? Hoe kan je daaraan werken?
Concrete voorbeelden:
  • Actief te luisteren naar de zorgen en angsten van de cliënt / deelnemer zonder te onderbreken.
  • Zich op ooghoogte van de cliënt / deelnemer te plaatsen om een gelijkwaardige en persoonlijke communicatie mogelijk te maken.
  • Troostende woorden te bieden en geruststellend te zijn, zoals "Ik begrijp dat dit een moeilijke tijd voor u is, en ik ben hier om u te ondersteunen."
  • Meedenken in wat helpend kan zijn: bijvoorbeeld het voorstel om het netwerk te betrekken  als dat (eventueel) gewenst is.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreek in tweetallen met welke vaardigheden jij mogelijk moeite mee hebt. 

Ben je hier bewust van? Hoe kan je daaraan werken?

Bespreek in tweetallen waar je goed in bent.
Ben je hier bewust van?

Waarin zien jullie overeenkomsten / verschillen bij elkaar?

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening in drietallen:
Samen in gesprek. 1 student verteld een bepaald gevoel wat hij/zij heeft naar aanleiding van een gebeurtenis. Denk hierbij bijv. aan iets wat je zelf is overkomen. 
1 student gaat hierover met gebruik van ‘empathie’ het gesprek over aan. 1 student observeert het gedrag / gesprek en schrijft op.
1 observeert; wat zie je in non verbaal én verbaal gedrag? Welk gedrag toont volgens jou ‘empathisch gedrag’? Wat valt je nog meer op? Schrijf dit op.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden: 

-Je bent boos omdat je wordt gepest op school;
-Je bent verdrietig omdat je oma / opa is overleden;
-Je bent angstig omdat er is ingebroken bij jouw thuis;
-Je bent somber omdat je vriend / vriendin het heeft uitgemaakt.



Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Emoties

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Emoties herkennen en begrijpen
Deze week:

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Emotielijst
Welke emoties zijn er allemaal? 

Als je klaar bent, zet je achter de emotie een
P(positief) of een N (negatief)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Robert Plutchik heeft van de emoties een emotiewiel gemaakt. Waarin de overstaande emoties tegenover elkaar staan qua betekenis. 

Naarmate je in de ‘bloem’ naar buiten beweegt wordt de intensiteit van de emotie minder en daarmee verandert de betekenis ook.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belang van uiten van je gevoelens
  • Je gevoelens maken een belangrijk deel uit van jezelf: iedereen heeft ze, in elke situatie. ​           
  • Door je gevoelens te uiten maak je je kwetsbaar, daarom houden we ze liever voor ons zelf of delen het in een kleine kring. ​                                                                                                                                              
  • Gevoelens hebben een belangrijke invloed op ons gedrag en wanneer zij                                    voor anderen toch zichtbaar zijn, is er geen reden om ze te verbergen. ​                                                                                          
  • Je hoeft niet altijd alles te uiten, maar als je de betekenis die feiten of gebeurtenissen voor je hebben niet aan anderen bekend maakt, kunnen zij daar geen rekening mee houden. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden passen bij woede?
timer
0:30
A
Leed, verdriet, huilen
B
Vreugde, springen, lach
C
Giftigheid, kwaad, ruzie
D
Paniek, angst, help

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden passen bij angst?
timer
0:30
A
Razernij, woede, schreeuwen
B
Huppelen, springen, zingen
C
Afschuw, vies kijken, haat
D
Schrik, bibberen, bang

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden passen bij blijdschap?
timer
0:30
A
Tegenzin, afstoten, walg
B
Droefenis, hartzeer, leed
C
Plezier, vermaak, vrolijkheid
D
Boosheid, kwaad, lastig

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden passen bij afkeer?
timer
0:30
A
Afschuw, tegenzin, hekel
B
Zingen, lachen, springen
C
Toorn, woest, schreeuwen
D
Huilen, rouw, neerslachtig

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden passen bij verdriet?
timer
0:30
A
Haat, nijd, agressie
B
Droefenis, treurig, eenzaam
C
Lachen, opgewekt, positief
D
Tegenzin, afkeer, hekel aan

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe jij om een somber
gevoel opzij te zetten?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe jij om de slappe lach
te stoppen in de klas?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen:
-Ik ben in staat om te benoemen wat empathie betekent;
-Ik kan minimaal 3 vaardigheden noemen die bij empathie tonen horen;
-Ik kan de 4 basis emoties benoemen.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

KLAAS
A
terecht dat hij zijn huis wordt uitgezet
B
hij verdiend nog een kans

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Casus:
Een jongen van 12 jaar wordt gepest op school omdat hij rood haar heeft. Hij verteld hierover aan jou tijdens de 'inloop' in het jongerencentrum.

Hoe toon je empathie in het gesprek wat je met hem hebt? 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies