Verleden tijd To be en To have

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Make notes

Slide 3 - Tekstslide

Make notes

Slide 4 - Tekstslide

Silence please!!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kent de verleden tijd van de werkwoorden To be en To have.
  • Je kunt hiermee goede Engelse zinnen maken. 

Slide 7 - Tekstslide

To be
To be = zijn
Ik ben.... 
Jij bent.... 
Hij is.....
Wij zijn.....

Slide 8 - Tekstslide

To be
De verleden tijd van zijn:
Ik was.... 
Jij was.... 
Hij was.....
Wij waren.....

Slide 9 - Tekstslide

To be
To be (zijn) 
Short form
Past 
I am
I'm
I was
you are
You're
You were
He/she/it is
He's/she's/it's
He/she/it was
We are
We're
We were
They are
They're
They were

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

I
You
He
She
It
We
You 
They
Het werkwoord 'to be' in de verleden tijd...
was
was
was
was
were
were
were
were

Slide 12 - Sleepvraag

Signaalwoorden verleden tijd
Als een van deze woorden in de zin staat weet je dat het om de verleden tijd gaat: 
Yesterday
Last night/ week/month/year/....... 


Slide 13 - Tekstslide

Vertaal de zin:
Ik was gisteren op school.

Slide 14 - Open vraag

Vertaal de zin met de verkorte vorm:
Ik was niet blij gisteren.

Slide 15 - Open vraag

Ontkenningen
Om een ontkenning in de verleden tijd te maken voeg je not (verkorte vorm n't) toe na was of were:

I was not at school yesterday / I wasn't at school yesterday.

We were not at home last week. / we weren't at home last week. 

Slide 16 - Tekstslide

To have

Slide 17 - Tekstslide

To have
To have = hebben
Ik heb
Jij hebt
Hij/zij/het heeft
Wij hebben
Zij hebben

Slide 18 - Tekstslide

To have
De verleden tijd van hebben
Ik had
Jij had
Hij/zij/het had
Wij hadden
Zij hadden

Slide 19 - Tekstslide

To have
To have (hebben)
Short form
Past
I have
I've
I had
You have
You've
You had
He/She/It has
He's/she's/it's
He/she/it had
We have
We've
We had
They have
They've
They had

Slide 20 - Tekstslide

Vertaal de zin:
Ik had gisteren voetbaltraining.

Slide 21 - Open vraag

Have
Has
I
You
He
She
It
We
You
They
Have or Has??

Slide 22 - Sleepvraag

Ontkenningen met to have
Om een ontkenning te maken met To have voeg je did not (verkorte vorm didn't) toe aan de zin, en verandert had in have

I didn't have history yesterday.
We didn't have dinner last evening. 

Slide 23 - Tekstslide

Vertaal de zin:
Zij hadden vorige week geen toets.

Slide 24 - Open vraag

Ik snap de verleden tijd van to be en to have en kan daar zinnen mee maken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Maak opdracht
Ga naar via Stepping Stones online naar
hoofdstuk 6, paragraaf I, writing and grammar,

T/Havo: maak opdracht 52 A, B en C, 53 A, B en C, 54 A en B, 55. 

BK: maak opdracht 56 A, B en C, 57, 59 A en B, 60, 61 en 62. 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide