1K woordenschat H5 bekend woorddeel

Planning
onderwerp
doel
uitleg: bekend woorddeel
maken woordenschat
doelen behaald?
evaluatie
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning
onderwerp
doel
uitleg: bekend woorddeel
maken woordenschat
doelen behaald?
evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekend woorddeel

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel
je leert de woordraadstrategie een bekend woorddeel zoeken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke woordraadstrategieën hebben we al gehad?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De 4 woordraadstrategieën die we al hebben gehad zijn:
  1. synoniem
  2. omschrijving
  3. voorbeeld
  4. tegenstelling

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Synoniem

Twee verschillende woorden die precies hetzelfde betekenen.


patat - friet

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 een omschrijving zoeken

Vaak staan er omschrijvingen van onbekende woorden in de tekst. Zo kun je achter de betekenis van een woord komen zonder een woordenboek te gebruiken.



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een voorbeeld zoeken
  • Ken je de betekenis van een woord niet?
  • Kijk in de tekst of er een betekenis tussen haakjes staat

Voorbeeld:

Laagwater en straffe (felle) oostenwind hinderen veerdiensten Wadden


Van welk woord ken je nu de betekenis?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TEGENSTELLING

Tegenstelling zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.


Woorden als maar, echter, toch en daarentegen geven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vijfde woordraadstrategie = bekend woorddeel
soms kun je de betekenis van een woord
begrijpen doordat je al een deel
van het woord kent

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bekend woorddeel herkennen bij:

- samengestelde woorden

- woorden met voorvoegsels
- woorden met achtervoegsels

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden ken je die
een combinatie zijn van twee woorden?

Slide 12 - Woordweb

Het gaat om voorbeelden van een samenstelling.
Bijvoorbeeld: voetbal
1. voetbalwedstrijd

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. voetbalwedstrijd 
Woorden die bestaan uit twee of meer woorden, heten samenstellingen.

Je schrijft samenstellingen aan elkaar. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden

 zwemparadijs
boekenkast
sportdag  
lampenkap
fietsenrek 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee woorden kun je maken met de woorden taart, foto, vorm en lijstje?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee woorden kun je maken met de woorden computer, haar, spel en band?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee woorden kun je maken met de woorden magnetron, maaltijd, kaartje en concert?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


2. ondiep 


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke stukjes kan je het woord ondiep opbreken?

Slide 20 - Woordweb


2. ondiep 
Er bestaan veel woorden met be-, ge-, her-, on(t)-, ver-, wan-, en aarts- ervoor.

Deze korte stukjes zijn voorvoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier.
 

Slide 21 - Tekstslide

Voorvoegsels zet je altijd voor een woord, zoals het woord  zelf al aangeeft: voorvoegsel. Het gaat dus om het eerste deel van een woord.



Voorbeelden 
gezang
beantwoorden
herzien
ontcijferen
vergeven
wangedrag
aartsrivaal 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak de juiste combinaties van de
volgende voorvoegsels en woorden:
her, wan, hoop, kansen

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de juiste combinaties van de
volgende voorvoegsels en woorden:
be, ver, kijken, branden

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de juiste combinaties van de
volgende voorvoegsels en woorden:
ont, ge, ploffen, zaag

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


3. vrolijk 


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. vrolijk 
Er zijn veel woorden met -heid, -lijk, -ing, -ig, 
 -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch erachter. 

Deze korte stukjes zijn achtervoegsels, je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 

Slide 27 - Tekstslide

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Voorbeelden 
blijheid
duidelijk
afdeling
aardig
aansteker
eigenaar
aaibaar
fantastisch

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden horen bij elkaar? Maak koppeltjes van twee woorden: verliefd, bereiken, verliefdheid, bereikbaar.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden horen bij elkaar? Maak koppeltjes van twee woorden: armoede, beginner, armoedig, beginnen.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

GELEERD
    Herkennen van:
    1. samenstellingen (voetbalwedstrijd)
    2. voorvoegsels (ondiep)
    3. achtervoegsels (vrolijk)


    Slide 31 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Maken woordenschat H5
    opdr. 1 en 2
    blz. 173+174

    klaar? maak woordenschat H5 op je iPad

    Slide 32 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Wat wist je al?

    Slide 33 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Wat heb je geleerd?

    Slide 34 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Huiswerk na de vakantie 
    Woordenschat H5, opdr.  t/m 7 blz. 173 t/m 175


    Slide 35 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies