klas 4 kader woordenschat H1
1 / 13
Lesduur is: 35 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welke woordraadstrategieën
ken je al?
ken je al?
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Tekstslide
synoniem
voorbeelden
tegenstelling
hakken
(bekend woorddeel)
omschrijving
wegbeheerders
Slide 5 - Sleepvraag
vraag 6
Welk woord in alinea 3 betekent ongeveer hetzelfde als het woord NASLAGWERK (einde alinea 3).
Welk woord in alinea 3 betekent ongeveer hetzelfde als het woord NASLAGWERK (einde alinea 3).
Slide 6 - Open vraag
vraag 7
Leg uit hoe je achter de betekenis van het woord RIJSIMULATOR komt.
Leg uit hoe je achter de betekenis van het woord RIJSIMULATOR komt.
Slide 7 - Open vraag
vraag 8
Leg uit hoe je achter de betekenis van het woord DOELTREFFEND komt.
Leg uit hoe je achter de betekenis van het woord DOELTREFFEND komt.
Slide 8 - Open vraag
vraag 9
Door welke 2 woorden uit alinea 5 weet je wat INTERPRETEREN is?
Door welke 2 woorden uit alinea 5 weet je wat INTERPRETEREN is?
Slide 9 - Open vraag
vraag 12
'Weg met spraakverwarring'
Wat wordt hier met het woord 'weg' bedoeld?
'Weg met spraakverwarring'
Wat wordt hier met het woord 'weg' bedoeld?
A
snelweg en onverharde weg
B
snelweg en verdwenen
C
uitsluitend snelweg
D
uitsluitend verdwenen
Slide 10 - Quizvraag
Van welke woorden die
je hebt opgeschreven bij vraag 1 ken je betekenis nog steeds niet?
je hebt opgeschreven bij vraag 1 ken je betekenis nog steeds niet?
