Woordenschat blok 5 leerjaar 1 vmbo

Wat ga je leren in blok 5?

Aan het eind van de paragraaf kan/weet je:

  1. opzoeken of iets een mannelijk, vrouwelijk of onzijdig woord is;
  2. de juiste verwijswoorden te gebruiken.
  3. de betekenis van moeilijke woorden
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat ga je leren in blok 5?

Aan het eind van de paragraaf kan/weet je:

  1. opzoeken of iets een mannelijk, vrouwelijk of onzijdig woord is;
  2. de juiste verwijswoorden te gebruiken.
  3. de betekenis van moeilijke woorden

Slide 1 - Tekstslide

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
  • In het Nederlands is het lastig te bepalen of een zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. Je kunt het alleen zien aan het lidwoord.


  • Woorden met het lidwoord 'het’ zijn altijd onzijdig (o).
  • Woorden met het lidwoord 'de' zijn mannelijk (m) of vrouwelijk (v).


  • Als je wilt weten of een woord mannelijk of vrouwelijk is, kun je in een woordenboek of woordenlijst opzoeken of een woord mannelijk (m) of vrouwelijk (v) is.
  • Vrouwelijke woorden zijn bijvoorbeeld woorden die je gebruikt als het om vrouwelijke personen of dieren gaat (koningin, kip, moeder).

Slide 2 - Tekstslide

De volgende woorden staan in het woordenboek. Welk woord is een het-woord?
A
massagoed (o)
B
matador (m)
C
matinee (v)
D
matrijs (v/m)

Slide 3 - Quizvraag

De volgende woorden staan in het woordenboek. Welk woord is een de-woord?
A
matje (o)
B
matrix (v)
C
merg (o)
D
methaan (o)

Slide 4 - Quizvraag

Waarom?????

Waarom is het belangrijk te weten of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is?

Omdat je dat bij verwijzingen wel kunt zien!

  • Heb je een boek gekocht? Ja. Het ligt op de tafel.
  • Onze kip heeft deze week elke dag een ei gelegd. Ze is er maar druk mee.

Slide 5 - Tekstslide

We brengen deze schommelstoel naar de kringloop, want ___ past niet meer in onze kamer.

schommelstoel (m)
A
zij
B
hij

Slide 6 - Quizvraag

Deze kastanjeboom wordt gekapt, omdat ___ ziek is.

boom (m)
A
zij
B
hij

Slide 7 - Quizvraag

Deze winkel staat bekend om ___ lage prijzen.
winkel (m)
A
haar
B
zijn

Slide 8 - Quizvraag

De bewonersvereniging viert dit jaar ___ vijfjarig bestaan.

vereniging (v)
A
haar
B
zijn

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

Schrijf zoveel mogelijk zelfstandige naamwoorden op waar je alleen het lidwoord 'het' voor zet (bijvoorbeeld (het)applaus) (2 minuten de tijd).

Slide 11 - Open vraag

Verwijswoorden


vrouwelijke woorden: verwijs met zij of haar


mannelijke woorden: verwijs met hij of zijn


onzijdige woorden: verwijs met het of zijn

vrouwelijk / mannelijk / onzijdig
Als mijn tante komt logeren, neemt zij haar hondjes mee.
Ben gaat zwemmen en hij neemt zijn duikbril mee.
Het rugbyteam behaalde zijn eerste beker.

Slide 12 - Tekstslide

Geef de betekenis van experimenteer.
A
uitproberen
B
onderzoek
C
uitzoeken
D
inspecteren

Slide 13 - Quizvraag

Geef de betekenis van aangetast.
A
opgelost
B
ziek gemaakt of beschadigd
C
opgeknapt
D
vervallen

Slide 14 - Quizvraag

Geef de betekenis van grondig.
A
globaal
B
in de grondverf zetten
C
diepgaand en uitgebreid
D
onderzoek

Slide 15 - Quizvraag

Geef de betekenis van effect.
A
snelheid
B
resultaat
C
speciaal
D
bewijs

Slide 16 - Quizvraag

Geef de betekenis van dat gaat ten koste van.
A
verliezen
B
profiteren
C
een ander heeft er voordeel van
D
is nadelig voor

Slide 17 - Quizvraag

Als je iets beweert, dan....

A
is het voor altijd
B
is dat het belangrijkste
C
eis je iets
D
zeg je dat iets zo is

Slide 18 - Quizvraag

Als je een voorwaarde stelt, dan .........
A
is het heel precies
B
is het voor altijd
C
betekent het iets
D
eis je iets

Slide 19 - Quizvraag

Als het echt iets inhoudt, dan ...........
A
is dat het belangrijkste
B
eis je iets
C
zeg je dat iets zo is
D
betekent het iets

Slide 20 - Quizvraag

En nu zelf aan de slag!
Aan het eind van blok 5 Over Taal kan je

  • opzoeken of iets een mannelijk, vrouwelijk of onzijdig woord is; 
  • de juiste verwijswoorden gebruiken. 
  • de betekenis van moeilijke woorden geven
 
Huiswerk Blok 6 bespreken en s.o. Over taal opgeven

Slide 21 - Tekstslide