M3 grammatica alles

grammatica
Zinsdelen: pv – zinsdelen –o - wg - lv- mv – bwb
Woordsoorten: lw- zn – ww – bn – avn – vvn – vz - bw
- pvn - bvn - vw - btvn

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

grammatica
Zinsdelen: pv – zinsdelen –o - wg - lv- mv – bwb
Woordsoorten: lw- zn – ww – bn – avn – vvn – vz - bw
- pvn - bvn - vw - btvn

Slide 1 - Tekstslide

7 stappen van ontleden:
1. zoek de pv                       Ik  (heb ) jou gisteren een e-mail gestuurd.
2. zinsdeelstrepen      / Ik /   (heb ) /  jou  /  gisteren / een e-mail /  gestuurd. /
3. onderwerp              / ( Ik ) / (heb ) / jou / gisteren / een e-mail / gestuurd. /
4. andere ww            / ( Ik ) / (heb ) / jou / gisteren / een e-mail / {  gestuurd.} /
5. lv                         / ( Ik ) / (heb ) / jou / gisteren / een e-mail / { gestuurd.} /
6. mv                  / ( Ik ) / (heb ) / jou / gisteren / een e-mail / { gestuurd.} /
7. bwb           / ( Ik ) / (heb ) / jou / gisteren / een e-mail / { gestuurd.} /

Slide 2 - Tekstslide


Vanwege de vogelpest is dit gebied afgesloten.
Welk zinsdeel is 'vanwege de vogelpest'?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Quizvraag


De jongens gooiden sneeuwballen.
Welk zinsdeel is 'sneeuwballen'?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
persoonsvorm
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Quizvraag


Razend gooide de leraar een krijtje door de klas.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
razend
B
een krijtje
C
de leraar
D
door de klas

Slide 5 - Quizvraag


Razend gooide de leraar een krijtje door de klas.
Wat is het onderwerp?
A
razend
B
een krijtje
C
de leraar
D
door de klas

Slide 6 - Quizvraag


Razend gooide de leraar een krijtje door de klas.
Wat is de bijwoordelijke bepaling?
A
razend
B
een krijtje
C
de leraar
D
door de klas

Slide 7 - Quizvraag

woordsoorten

Slide 8 - Woordweb

overzicht woordsoorten

Slide 9 - Tekstslide

betrekkelijk voornaamwoord
  • Wijst terug naar iets wat al eerder in de zin is genoemd.
  • Die, wie, dat, wat
  • Bijvoorbeeld: De leerling die nooit te laat komt, heeft een cadeautje gekregen.
  • De leerling wie ik een cadeau gaf.
  • Het boek dat ik heb gelezen.
  • Het meest bizarre wat ik ooit heb meegemaakt.

Slide 10 - Tekstslide

verschil persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
PVN:
Woordjes als jij, je, wij, hem, haar, het, me, jullie, ……
PVN vervangt een zelfstandig naamwoord. Kun je dus op de plek van PVN een naam of ZN plaatsen? Dan is het inderdaad een PVN.
Voorbeeld:
Martijn heeft het boek uit.                              Hij heeft het uit.
Marie heeft Mark aan de haak geslagen   …….

Slide 11 - Tekstslide

verschil persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
BVN:
BVN  geeft het bezit van iets of iemand aan
Bijvoorbeeld:
Jouw kamer, uw fiets, jullie huis, mijn broek, zijn telefoon, …..

Hebben jullie jullie huis al verkocht?
Heeft u uw fiets nog laten repareren?
Ik zag haar haar haar kammen.

Slide 12 - Tekstslide

aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets aan.
Voorbeelden:
Deze broek, die telefoon, zulke docenten, zo’n geweldige avond, dit boek, dat truitje, dergelijke boeken

Slide 13 - Tekstslide

Hebben jullie jullie huis al verkocht?Wat is de eerste jullie?

A
PVN
B
BVN

Slide 14 - Quizvraag

Hebben jullie jullie huis al verkocht?Wat is de tweede jullie?

A
PVN
B
BVN

Slide 15 - Quizvraag

Ik zag haar haar haar kammen.
Wat is de eerste haar?
A
pvn
B
bvn
C
zn

Slide 16 - Quizvraag

Ik zag haar haar haar kammen.
Wat is de tweede haar?
A
pvn
B
bvn
C
zn

Slide 17 - Quizvraag

Ik zag haar haar haar kammen.
Wat is de derde haar?
A
pvn
B
bvn
C
zn

Slide 18 - Quizvraag

te doen:
Download de tekst.
Zet het liedje lekker aan van de tekst.
Markeer/kleur de verschillende woordsoorten.

Vragen? Stel ze in het chatvenster.
Klaar? Zet je naam op het blad en stuur het mij op via Teams.

Slide 19 - Tekstslide