Herhalingsles hoofdstuk 2

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Programma

Herhaling hoofdstuk 2

Gebruik de bordjes

Nodig een rekenmachine 

Schrijf je antwoord A,B,C,D op of een berekening!

Chartaal geld is

1. bankbiljet
2. munten
3. bankbiljetten en munten
4. je pinpas

Wat is het belangrijkste verschil tussen een persoonlijke lening en een doorlopend krediet?

1. Een persoonlijke lening is alleen voor jou.
2. Een persoonlijke lening heeft een hogere rente
3. Een doorlopend krediet heeft een hogere rente
4. Bij een doorlopend krediet kan je eenmaal afbetaalde bedragen weer opnieuw opnemen.

Wat is een aandeel?

1. Eigenaar van een stuk van een bedrijf
2. Eigenaar van een stuk van het bedrijf + je ontvangt een stuk van de winst
3. Je ontvangt een stuk van de winst
4. Lening aan het bedrijf

Wat is arbeidsverdeling?

1. Iedereen doet zijn werk waar hij/zij goed in is.
2. Werk wordt verdeeld, zodat je de dingen die je lastig vindt kunt leren
3. Werk wordt verdeeld over verschillende landen.
4. Iedere maand verander je van werkzaamheden.

Wat is dividend?

1. een vorm van belasting
2. een aandeel
3. een bedrijf
4. de winst uitkering van aandelen

Je leent €1500,-- met een persoonlijke lening. Je betaalt 36 maanden lang €55,--. Hoe bereken je de Kredietkosten?

1. 36 x €55,-- = €1980
2. Niks berekenen: €55,--
3. 36 x €55,-- = €1980 €1980,-- - €1500,-- = €480,-
4. €1500 : 36 = €41,67

1. bij koop op afbetaling ben je gelijk eigenaar van het product
2. bij een doorlopend krediet ben je niet direct eigenaar van het product

1. beide beweringen zijn juist
2. beide beweringen zijn onjuist
3. alleen bewering 1 is juist
4. alleen bewering 2 is juist

Welke stelling is juist of onjuist?
I. 'Marijke ontvangt haar loon op haar bankrekening' is een voorbeeld van geld als ruilmiddel.
II. 'De fiets van Johan kost € 600' is een voorbeeld van geld als rekenmiddel.

1. Beide zijn goed
2. I is goed II is fout
3. I is fout II is goed
4. Beide zijn fout

Arend de Vries heeft 1.000 aandelen Shell gekocht voor € 28,90 per stuk. De koers is nu € 17,80 per aandeel.
Bereken hoeveel het verlies voor Arend heeft als hij de aandelen nu zou verkopen?

Als je over € 100 spaargeld 3% rente krijgt en je hebt na 5 jaar € 15 rente ontvangen, dan krijg je

1. enkelvoudige interest
2. samengestelde interest

Wat is inflatie?

1. Stijging van de prijzen
2. Daling van de prijzen
3. Stijging van de koopkracht
4. Het geld wordt meer waard

Peter vergelijkt broeken. Dezelfde broek is bij de ene winkel € 25,- goedkoper dan bij de andere winkel
Welke geldfuncties komen hier naar voren?

1. Ruilmiddel
2. Spaarmiddel
3. Oppotmiddel
4. Rekenmiddel

Bij Wehkamp kun je een Playstation op afbetaling kopen.
De normale prijs is € 293. Bij koop op afbetaling betaal je 48 maanden een bedrag van € 7,88 per maand.
Bereken hoeveel kredietkosten je betaalt. (berekening erbij)

Bram heeft geen geld meer en gaat geld lenen. Hij kiest een persoonlijke lening, omdat:

1. De looptijd en het leenbedrag vast staan.
2. De looptijd en het leenbedrag NIET vast staan
3. Hij zijn lening altijd kan opnemen tot een vast bedrag.
4. Deze lening is alleen voor hem en niet voor anderen.

Door de inflatie kan ik...

1. minder producten kopen
2. meer producten kopen
3. hetzelfde kopen als eerst
4. niets meer kopen

Peter heeft €1.650 euro op zijn spaarrekening staan. Hij krijgt 2,4% enkelvoudige interest. Hoeveel euro rente krijgt hij in 5 jaar tijd?

1. €39,60
2. €198,-
3. €209,99
4. €1.650,-

Wat is koopkracht?

1. Hoeveel geld je hebt.
2. De hoeveelheid producten en diensten die je kunt kopen.
3. De hoeveelheid goederen die je kunt kopen.
4. Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Debet en credit?
Debet betekent een positief saldo, groter dan 0.

1. waar
2. niet waar

Wanneer ben je eigenaar bij leasing?

1. Bij levering
2. Als alle termijnen zijn betaald
3. Nooit
4. Als het contract afloopt

Op een spaarrekening stond op 1 januari € 500,-. In december stond er € 575,-. Met hoeveel % is het saldo gestegen?

Je spreekt altijd van een debetsaldo of een creditsaldo. Bij welke spreek je van een schuld?

1. Debet
2. Credit
3. Allebei niet
4. Allebei wel

Creditcard.
1. wat is een voordeel?
2. wat is een nadeel?

1. 1. later betalen (lenen) 2. meer geld uitgeven dan je hebt (schuld)
2. 1. veel geld hebben 2. er is geen nadeel
3. 1. later betalen (lenen) 2. er is geen nadeel
4. 1. veel geld hebben 2. meer geld uitgeven dan je hebt (schuld)

Testjezelf

Volgende les, minimaal 4 testjezelfs uit H2 zijn gemaakt!

Kies zelf!