Opdracht 5 De brug (blz. 245)
1. Ik / zal / in de nabije toekomst / ongetwijfeld / een tijdje / in een woonboot / gaan wonen.
2. Wanneer / biedt / deze sportclub / alle vrijwilligers / een feestavond / aan / in de nieuwe kantine?
3 Na dit teleurstellende seizoen / zal / PSV / vermoedelijk / de trainer / ontslaan.
4 Waarom / vertellen / agenten / altijd / zulke nare verhalen / aan de verslaggevers?
5 Vanwege m’n verjaardag / gaf / ik / vandaag / iedereen in de klas / een lekkere Mars.
6 Wat voor eng insect / heeft / de directeur / eigenlijk / gedood / met dat scherpe nagelschaartje?