Grammatica zinsdelen les 4: Voorzetselvoorwerp

Grammatica zinsdelen les 4: Voorzetselvoorwerp
Welkom havo 3
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je Chromebook en je schrift.
Stap 3: Maak af: Ik ben dol ...... kerst.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsdelen les 4: Voorzetselvoorwerp
Welkom havo 3
Volg het stappenplan, dan maken we er een mooie les van.
Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je Chromebook en je schrift.
Stap 3: Maak af: Ik ben dol ...... kerst.

Slide 1 - Tekstslide

Literaire recensie ingeleverd
Vandaag ingeleverd.
Zo niet, vrijdagmiddag afmaken. Je komt na je laatste les naar lokaal 35 en je maakt de opdracht af. Je mag pas gaan als je de opdracht hebt ingeleverd.

Slide 2 - Tekstslide

Wat ga je doen?
Leerdoel: Ik kan het voorzetselvoorwerp benoemen in een zin.
Hoe bereik je dit doel?
Nakijken huiswerk: Lv, mv, bwb
Zinnen maken met hun vaste voorzetsel
Uitleg voorzetselvoorwerp
Oefenen voorzetselvoorwerp
Huiswerk volgende les: Les 4: Voorzetselvoorwerp 

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken
Online in SOM, Vakken, Grammatica Zinsdelen, antwoorden les 3: Lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling. 
Klaar: Begin maken met les 4: Voorzetselvoorwerp

timer
7:00

Slide 4 - Tekstslide

Zinnen maken met voorzetsels
Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetel zoals: zorgen, zich verbazen, gokken en huilen.

1. Schrijf in je schrift welk voorzetsel bij die werkwoorden horen. ( tip: maak er een zin van: Ik ….)
2. Maak een zin waarin je het werkwoord met het vaste voorzetsel combineert. 
timer
2:00

Slide 5 - Tekstslide

Antwoorden
Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetel zoals: zorgen, zich verbazen, gokken en huilen.


Zorgen voor --> Ik zorg voor jou.
Zich verbazen over --> Hij verbaast zich over de verkiezingsuitslag.
gokken op --> Mijn broer gokt op voetbalwedstrijden.
huilen om/over --> Wie huilt er om die film?

Slide 6 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp
Voorzetselvoorwerp: Een zinsdeel met een voorzetsel erin. ( Ik houd van sushi.
Voorwaarden wanneer het een voorzetselvoorwerp is:
1. Het voorzetsel moet in een zinsdeel zijn.
2. Het voorzetsel moet een vaste combinatie zijn met een werkwoord.
3. Het voorzetsel moet geen plaats betekenen. (Ik hang de jas op de kapstok).

Het voorzetsel kan in een zin met een wg én een ng voorkomen.
Tip: Voorzetsel + voorwerp = voorzetselvoorwerp

Slide 7 - Tekstslide

Benoem het voorzetselvoorwerp:
Niemand geloofde in deze methode.
A
geloofde
B
geloofde in
C
geloofde in deze methode
D
in deze methode

Slide 8 - Quizvraag

Benoem het voorzetselvoorwerp uit de zin: Volgens de Citotoets is hij geschikt voor het atheneum.
A
volgens de Citotoets
B
is geschikt voor
C
voor het atheneum
D
is hij geschikt voor het atheneum

Slide 9 - Quizvraag

Ontleed de volgende zin helemaal: We gaan een begin maken met de werkzaamheden. (pv, zinsdeelstreepjes, ow, wg, ng, lv, mv, vv, bwb)

Slide 10 - Open vraag

Antwoord op de vorige vraag
We/gaan/ een begin /maken/ met de werkzaamheden.
pv= gaan
ow= we
wg= gaan maken
ng= X
lv= een begin
mv= X
vv= met de werkzaamheden
bwb=X

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
Maken: Les 4 grammatica zinsdelen oefenboek.
Leren: theorie les 1 t/m 4
Hoe ga je te werk: In stilte.
Tijd: Tot het einde van de les
Klaar: Leesboek halen in de mediatheek

Slide 12 - Tekstslide