Woensdag 15 februari bron D deel 2 + C

Bonjour tout le monde!
  • Jassen uit
  • telefoon in je tas
  • Chromebook en boek op tafel
  • Als de timer is afgelopen begint de les.
timer
3:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour tout le monde!
  • Jassen uit
  • telefoon in je tas
  • Chromebook en boek op tafel
  • Als de timer is afgelopen begint de les.
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Je kent werkwoorden die met het hulpwerkwoord être worden vervoegd.
Je weet dat een voltooid deelwoord zich dan aanpast aan het onderwerp van de zin.

Slide 3 - Tekstslide

WANNEER ETRE OF AVOIR?


Het Etre-Huis: bij al deze werkwoorden gebruik je être bij de passé composé

Slide 4 - Tekstslide

Als het werkwoord....
met het hulpwerkwoord être wordt vervoegd, moet je het voltooid deelwoord soms vrouwelijk maken of meervoud, of beide :-)

Slide 5 - Tekstslide

Hier, ma mère (aller) au restaurant avec mon père.
A
est allé
B
est allé
C
est allés
D
est allées

Slide 6 - Quizvraag

Nous (rester) à l'hôtel
A
sommes resté
B
sommes restés
C
sommes restée
D
restées

Slide 7 - Quizvraag

Thomas et son frère (sortir) en boîte hier soir.
A
sont sorti
B
sont sortis
C
son sortie
D
sont sortis

Slide 8 - Quizvraag

Elle (arriver) en retard ce matin.
A
est arrivé
B
est arrivée
C
est arrivés
D
est arrivées

Slide 9 - Quizvraag

.......... êtes venues en voiture?
A
nous
B
ils
C
vous
D
je

Slide 10 - Quizvraag

est montée dans le train.
A
La mère
B
le père
C
l'enfant (m)
D
les enfants

Slide 11 - Quizvraag

Opdrachten die af moeten zijn
15a,b,c,d,e
16a,b,c,d

Slide 12 - Tekstslide

opdracht 16e, 17, 18a
in de les maken
Ga naar planning

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoel
je kunt vertellen over een reis.
je weet hoe je neusklanken uitspreekt.

Slide 14 - Tekstslide

ex. 12

Slide 15 - Tekstslide

Demain, nous pensons aller en Normandie en train. Le voyage dure environ trente minutes. Il faut changer à Nantes. Maintenant, je cherche mon grand frère. Il est souvent dans le jardin avec ses copains.

Slide 16 - Tekstslide

phrases clés

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide