voorbereiding SE-taalverzorging

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Taalverzorging SE1

Lesdoel: aan het einde van de les ben je voorbereid op SE1 (onderdeel taalverzorging). 

Voorbereiden

Jullie gaan je nu eerst 15 minuten (in stilte) voorbereiden op de quiz die straks volgt.

Hoe? Bestudeer de hoofdstukken 1, 2 en 3 van Taalverzorging in  je lesboek (pag. 30, 32, 34, 60, 62, 90, 92, 94, 207 en 209)

Een hoofdletter gebruik je NIET bij

1. Namen van dieren
2. Aardrijkskundige afleidingen
3. maanden
4. het begin van een zin

Kies de zin met juist gebruikte interpunctie

1. Mees riep: Kijk uit voor die fietser!"
2. Mees riep: "Kijk uit voor die fietser!"
3. Mees riep: "kijk uit voor die fietser!
4. Mees riep, kijk uit voor die fietser!

De plaats van het " hangt af van de plaats van het citaat.

1. waar
2. niet waar

Zet in de volgende zin alle leestekens:
Wij halen een hond uit het asiel, zei ik

Welk van de volgende twee woorden geeft een beweging aan?

1. liggen
2. leggen

Is de volgende zin een samengestelde zin?
Boven de duinen cirkelt nu al een uur een helikopter

1. Ja
2. Nee

Geef de persoonsvorm(en)
Op internet worden straks filmpje getoond van een uitgebrande auto.

Geef het voegwoord in de volgende zin:
Lees jij graag online een boek of liever een papieren boek?

Hoeveel persoonsvormen heeft een samengestelde zin?

Als de laatste letter van stam in het kofschip staat krijgt de ik-vorm:

1. +te
2. +de
3. +dde
4. +dte

Het kofschip gebruik je in de …… tijd

Een onvoltooid deelwoord geeft aan dat de handeling nog bezig is

1. waar
2. niet waar

De laatste letter van een onvoltooid deelwoord is

1. d
2. t
3. dt

Spel het werkwoord tussen haakjes:

Na een lange wandeling moesten wij wel even (rusten)

1. ruste
2. rusten
3. rustte
4. rustten

Spel het werkwoord tussen haakjes:

(Ondervinden) je veel last van die blessure?

1. Ondervind
2. Ondervint
3. Ondervindt

Spel het werkwoord tussen haakjes:

De ontzettende saaie uitstapjes op de basisschool in Rotterdam (kosten) vroeger maar weinig geld.

1. koste
2. kosten
3. kostte
4. kostten

Spel het werkwoord tussen haakjes:
Vorige week (beleven) het zieke jongetje de dag van zijn leven!

1. beleefte
2. beleefde
3. beleevte
4. beleevden

Spel het werkwoord tussen haakjes:

Er is deze week weer veel (gebeuren).

1. gebeurt
2. gebeurd
3. gebeurdt

Spel het werkwoord tussen haakjes:
Wij hebben al heel wat rare dingen met haar (beleven).

1. beleefd
2. beleeft
3. beleefdt

Spel het werkwoord tussen haakjes:

Drie ongevallen hebben tot een verkeerschaos (geleiden).

1. geleit
2. geleidt
3. geleid

Spel het werkwoord tussen haakjes:

(Huilen) zocht het kind naar zijn moeder.

1. Huilen
2. Huilend
3. Huilent
4. Huilendt

Spel het werkwoord tussen haakjes:

Het (stranden) schip (worden) morgen losgetrokken.

1. gestrande, word
2. gestrandde, word
3. gestrande, wordt
4. gestrandde, wordt

Spel het werkwoord tussen haakjes:

De douane haalde de mensen met de (vervalsen) paspoorten er meteen uit.

1. vervalsde
2. vervalsden
3. vervalste
4. vervalsten

Noem een woord dat een meervoud op -en en een meervoud op -s heeft

Welk woord heeft geen meervoudsvorm?

Gebeurt is...

1. pv tt
2. pv vt
3. vd
4. geen van drie

We verwijzen naar De-woorden met...

Goed of fout?
Dat is het meisje waarmee ik in de trein zat.

1. goed
2. fout

Hij … de foto zonder hulp.
(vergroten)

De ... foto hangt nu in het lokaal.
(vergroten)

Het surfpak heeft 17 sensoren, ........... de bewegingen van 23 gewrichten kunnen worden bekeken

1. waarmee
2. waarover
3. met wie
4. waarbij

Er zijn tien categorieen,.................literatuur, wiskunde, scheikunde en natuurkunde

1. waarover
2. aan wie
3. waarmee
4. waaronder

De onderzoeker ................. ik sprak, kwam uit Spanje

1. Waarmee
2. Waarover
3. Met wie
4. Over wie

De wetenschapper............. de prijs is toegekend, komt uit Nijmegen

1. Waar aan
2. Aan wie
3. Waar door
4. Over wie

Ik ga voor het SE een voldoende halen

1. ja
2. nee
3. misschien