wk 04: les 1 - Read2Me

Dinsdag 23 januari - 1A
  • 10 minuten stillezen
  • Read2Me!
  • Aan de slag!


timer
10:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Dinsdag 23 januari - 1A
  • 10 minuten stillezen
  • Read2Me!
  • Aan de slag!


timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les heb je...
...de toets gemaakt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les ga je...
...je tekst voor Read2Me! voorlezen.

Slide 3 - Tekstslide

Read2Me!
• Noem titel en schrijver.
• Vertel enthousiast.
• Noem alleen belangrijke personages en gebeurtenissen.
• Welk fragment lees je voor?
• Duur: maximaal 1 minuut.

Slide 4 - Tekstslide

 Tips voor het voorlezen 3 – 5 minuten!
• Lees rustig of kies een korter fragment.
• Spreek duidelijk. Gebruik je stem om sfeer van het verhaal duidelijk te maken. (hard-zacht, in tempo variëren, blij/ boos/ verdrietig/ dreigend of geheimzinnig)
• Gebruik juiste klemtonen. Oefen hardop en vraag of iemand daarop wil letten.
• Houd contact met jouw publiek, kijk af en toe in de zaal.
• Geen toneelspel, niet schreeuwen. Verspreken is niet erg. Let op je houding!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Ga naar LessonUp
  • Maak de vragen op de volgende slides

Slide 7 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 8 - Open vraag

De persoonsvorm vind je door
A
De zin vragend maken
B
de tijdproef of de getalproef toe te passen
C
door alle werkwoorden uit de zin op te schrijven
D
De PV is het woord dat vooraan staat

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de PV in de volgende zin:
Mijn opa leest de krant.

A
opa
B
mijn
C
leest
D
de krant

Slide 10 - Quizvraag

wat is de PV in de volgende zin:

Vandaag beginnen we met wiskunde.

A
beginnen
B
wiskunde
C
met
D
we

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de PV in de volgende zin:

We gaan de zinnen nu controleren
A
we
B
controleren
C
de zinnen
D
gaan

Slide 12 - Quizvraag

Waarom was gaan de PV?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 14 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Gisteren heeft mijn moeder mij geholpen met mijn huiswerk.
A
heeft
B
gisteren
C
mijn moeder
D
heeft geholpen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Heb jij nog een slaapplaats kunnen regelen?
A
heb
B
een slaapplaats
C
heb kunnen
D
heb kunnen regelen

Slide 16 - Quizvraag

persoonsvorm:
Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm ook meervoud zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent zinsontleding?
A
Je knipt de zin in stukjes. Deze stukjes heten zinsdelen.
B
Alle soorten woorden die er bestaan.
C
Je gaat kijken uit hoeveel letters de zin bestaat.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de eerste stap bij zinsontleding?
A
verdelen in zinsdelen
B
persoonsvorm zoeken
C
onderwerp zoeken
D
gezegde zoeken

Slide 19 - Quizvraag

De persoonsvorm is altijd....
A
een persoon
B
een werkwoord

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
Mara
moet
hard
lachen

Slide 21 - Sleepvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 22 - Sleepvraag