GB keuzedeel les 4 cultuur, vooroordelen stereotypering discriminatie

culturele diversiteit in de zorg
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

culturele diversiteit in de zorg

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Wat is culturele diversiteit?
  • Hoe ontstaat culturele diversiteit?
  • Hoe ga je ermee om?
  • Vooroordelen stereotypering
  • Verzuiling
  • Discriminatie Racisme

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat verstaan jullie onder culturele diversiteit en wat zie je hiervan terug op stage?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Culturele diversiteit
  • Op de werkvloer komen jullie in aanmerking met (allochtone) zorgvragers
  • Het zou kunnen dat de zorgvrager moeite heeft met de Nederlandse taal.
  • De zorg op de zorgvrager afstemmen
  • Collega's met een andere achtergrond

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezondheids- en bestaansperspectief
De kunst voor jullie is om te ontdekken waar de waarde en normen van de zorgvragers en de verzorgende verschillen. 

Dit geeft de gelegenheid om heel gericht te praten over verschillen in de opvatting en op zoek te gaan naar oplossingen die voor iedereen aanvaardbaar zijn

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is cultuur?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is cultuur?
  • Normen en waarden
  • Politieke, economische en wettelijke factoren
  • Scholing
  • Familie en sociale factoren
  • Religieuze factoren
  • Technische ontwikkelingen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat verstaan jullie onder normen en waarden?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Normen en waarden
Zijn gedragscodes waar wij als persoon waarden aangeven

Bijvoorbeeld
  • Bidden voor het eten of slapen
  • Handen wassen voor het eten
  • Respect hebben voor je ouderen
  • Staan om zitplaats vrij te maken voor een zwangere of oudere

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Politieke, economische en wettelijke factoren
De context waarin wij leven bepaalt voor een groot gedeelte wat we vinden

Bijvoorbeeld:
  • Inkomen
  • Voorkeur politieke partij
  • Wetten (stelen is verboden)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Religieuze factoren
Liefdadigheid en dienstbaarheid versus kwaliteit en economie

Bijvoorbeeld:
Niet geholpen willen worden door de ander geslacht (vaak man)
Geen donorbloed ontvangen
Euthanasie/zelfdoding

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Technologische ontwikkeling
De vooruitgang

Bijvoorbeeld:
  • Ziek worden werd als een straf van god gezien, nu is het te verklaren aan de hand van wetenschap

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Relatie cultuur & zorgprofessional
Als zorgprofessional kun je alleen verantwoorde zorg aanbieden wanneer je de culturele waarden, uitdrukkingen of patronen van de individu, de groep, de familie, de gemeenschap kent en die juist en zinvol ken toepassen. 
Doe je dat niet dan kunnen er problemen ontstaan als culturele conflicten, therapietrouw, stress, ethische en morele geschilpunten.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland heeft een Westerse cultuur.
Welke religie is de basis voor de westerse cultuur?
A
Jodendom
B
Islam
C
Christendom
D
Boedhisme

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Verschillen tussen de Westers en de Oosterse cultuur
De basis van de Nederlandse cultuur is het calvinisme.
Welke eigenschappen zijn typisch calvinistisch?
A
Men geniet van het leven en men neemt de tijd en geniet van goed eten en drinken.
B
Bescheidenheid, zuinigheid en de wil om (hard) te werken.

Slide 16 - Quizvraag

A = bourgondisch; het tegenovergestelde van calvinistisch
Wat is typisch Nederlands?
Wat hoor je vaak over Nederlanders?

Slide 17 - Open vraag

Open en eerlijk
Nederlanders draaien er niet omheen. Ze zeggen wat ze te zeggen hebben. Ook als dat gevoelig ligt bij een ander.
Bescheidenheid
Nederlanders scheppen niet op over het geld dat ze verdienen en de bezittingen die ze hebben.
Zuinigheid
Nederlanders zijn zuinig met geld, tijd en emoties.
Ze sparen graag en zijn gek op koopjes. Komen op tijd voor een afspraak en willen dan direct aan de slag. En ze zullen hun emoties niet snel in het openbaar laten zien.
Gelijkheid
Iedereen is gelijk. Of je nu jong of oud bent, werknemer of werkgever. Mensen worden al snel aangesproken met je.
Eigen verantwoordelijkheid
Iedereen is zelf verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag of resultaten.
Tolerantie
Nederlanders accepteren veel dingen: homoseksualiteit, anticonceptie, abortus, soft drugs, prostitutie enzovoort.
Gezegden die horen bij 
de typische Nederlander zijn:

'Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.'
'Stel je niet aan.'
'Bescheidenheid siert de mens.'
'Tijd is geld.'

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inburgeren

Voor wie?

Waarom?

Slide 19 - Tekstslide

Iedereen van buiten de Europese Unie die voor langere tijd in Nederland wil blijven, moet inburgeren. 
Inburgeren zorgt ervoor dat je mee kunt doen in de Nederlandse samenleving. Daarvoor moet je de taal en de Nederlandse cultuur leren kennen.

Om te bewijzen dat je voldoende kennis hebt van Nederland doe je een inburgeringsexamen. 
Je kunt je hier op voorbereiden met een inburgeringscursus.
STEFANIE
♫  favoriete muziek?
⍱  favoriete drankje?
☻ karakter/eigenschappen?
♥   op welk type valt zij?
✉  beroep?


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten vooroordelen en stereotypen

Je leert door deze opdrachten te reflecteren op je eigen zienswijze ten aanzien van een aantal aspecten in de samenleving waarover verschillend gedacht kan worden. 

Je begrijpt het verschil tussen stereotypering en discriminatie. 

Er volgt geen oordeel aan deze zienswijze.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vooroordelen 
Vooroordeel = 
- mening die niet op feiten is gebaseerd
- mening zonder oordeel
- over iemand of groep mensen
Voorbeelden?





Slide 23 - Tekstslide

Een vooroordeel is de mening die je over iemand hebt zonder dat je hem daadwerkelijk kent. Vaak is je mening gebaseerd op kenmerken als het uiterlijk, de naam of het gedrag dat je van iemand ziet.

Om je mening te vormen maak je gebruik van stereotypen. Een overdreven simpel en meestal negatief beeld van een groep mensen: Zie je iemand lopen op klompen dan zal dat wel een boer zijn. Die jongen die zich zo vrouwelijk gedraagt zal wel homo zijn.
Stereotypen
Om je mening te vormen maak je gebruik van stereotypen. 
Een overdreven simpel en meestal negatief beeld van een groep mensen 
Voorbeelden?

Slide 24 - Tekstslide

Met stereotypen worden mensen in hokjes geplaatst. Daarmee is de wereld overzichtelijk en voorspelbaar. 
Je kunt mensen en situaties sneller inschatten en daardoor snel reageren.

Voorbeelden:
- Zie je iemand lopen op klompen dan zal dat wel een boer zijn. 
 - Die jongen die zich zo vrouwelijk gedraagt zal wel homo zijn.
Discriminatie
Vooroordelen en stereotypen kunnen leiden tot discriminatie. Discriminatie is het anders behandelen van mensen op basis van een of enkele kenmerken.

Voorbeelden soorten discriminatie?

Slide 25 - Tekstslide

Op basis van je vooroordelen denk je te weten hoe iemand is en hoe je diegene moet behandelen. 
Bijvoorbeeld wanneer iemand niet aangenomen wordt voor een bepaalde baan omdat hij te oud is, dan valt dit onder leeftijdsdiscriminatie. Maar ook op basis van andere kenmerken kunnen mensen gediscrimineerd worden. Bijvoorbeeld vanwege iemands seksuele geaardheid, iemands geloof of omdat iemand een handicap heeft. Wanneer het gaat om discriminatie op basis van iemands afkomst, noem je dit racisme.
Opdracht 10. Stereotypen en vooroordelen voorkomen

Bespreking in de groep:
Hoe kun je stereotypering en vooroordelen voorkomen?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Link

Wat kun je doen tegen vooroordelen?
Iedereen heeft vooroordelen. Jij ook! Vooroordelen zijn handig, omdat je hiermee overzicht houdt. Maar ze hebben ook invloed op hoe we ons gedragen tegenover bepaalde mensen. Dan kan het gevaarlijk worden. Gelukkig kun je er ook iets aan doen. Hieronder staat dit beschreven in drie stappen.
De eerste en belangrijkste stap tegen alledaagse vooroordelen: ze herkennen. Én erkennen dat echt iedereen er last van kan hebben. Iedereen heeft over bepaalde groepen mensen wel uitgesproken oordelen die nooit voor alle leden van die groep opgaan. Als je je daar van bewust bent en blijft, heb je de grootste stap al gezet. 
De tweede stap: probeer erop te letten dat jouw eigen vooroordelen niet je gedrag gaan bepalen. Vooroordelen mogen niet leiden tot het apart zetten van mensen, tot discriminatie. Pas ook op met het verspreiden van je eigen vooroordelen.
En stap drie: reageer! Reageer als in jouw omgeving iemand andere mensen kwetst, hele groepen beledigt of in een hoek probeert te zetten met een vooroordeel. Ga daar tegenin! Reageer in je eigen kennissen- en vriendenkring, reageer op sociale media. 
Hoe doe je dat? Je kunt vragen of het een beetje minder heftig mag. Je kunt met mensen in debat gaan of op een andere manier van je laten horen. Bij kwetsende of beledigende vooroordelen – over jou of anderen – kun je duidelijk laten weten dat je dat niet in orde vindt.

Om goed te reageren op vooroordelen hoef je geen expert te zijn over een onderwerp. Je hoeft niet alle feiten te kennen. Je hebt het meest aan gezond verstand en inlevingsvermogen. En aan humor. Als je in een discussie verzeild raakt, kun je soms met doorvragen verder komen dan met feiten, cijfers en argumenten. Goed doorvragen kan een goeie manier zijn om een eindeloos welles-nietes gesprek te vermijden. En je kunt zo ook laten zien dat sommige uitspraken eigenlijk niet kloppen of niet logisch zijn. Vragen stellen kan ertoe leiden dat de ander zich gaat afvragen of hij of zij eigenlijk wel gelijk heeft. Misschien niet altijd direct. Soms werkt het pas op de wat langere termijn. Zo kun je in een paar kleine stappen er al voor zorgen dat jijzelf of iemand anders minder vooroordelen heeft.
Waar denk je aan bij de woorden
diversiteit en inclusie?

Slide 28 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Discriminatie
Discriminatie betekent dat er onterecht verschil wordt gemaakt in de behandeling van mensen. Bijvoorbeeld op basis van geslacht, sekse, seksuele voorkeur of godsdienst.


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Racisme
Racisme is de theorie die uitgaat van de superioriteit van een bepaald ras (of etnische groep)

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 
Kijk naar een cliënt op stage die het verst qua cultuur zit bij jou. Beschrijf ongeveer in een halve A4:
  • Hoe kijken zij in deze cultuur naar de zorg? (bv. ziek zijn, zorg aan ouderen, etc)
  • Wat zijn de grote verschillen tussen jou cultuur en die van de cliënt?
  • Op welke culturele aspecten zou je moeten letten bij het verlenen van zorg?
  • Wat inspireert jou het meest in deze cultuur en waarom?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies