Werken op de administratie - Onderdeel B
1 / 33
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Link
Slide 4 - Tekstslide
Als je een inkoopfactuur verwerkt in de administratie dan veranderen de grootboekrekeningen:
A
Bank en debiteuren
B
Te betalen BTW en debiteuren
C
Crediteuren en voorraad goederen
D
Kas en te vorderen BTW
Slide 5 - Quizvraag
Een kassamedewerker hoort bij het:
A
Primaire proces
B
Ondersteund proces
C
Besturend proces
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen te vorderen BTW en te betalen BTW?
Slide 7 - Open vraag
Welke factuur zijn GEEN kosten?
A
Een factuur van € 500,- voor een reclamecampagne.
B
Een factuur van € 3.000,- voor een nalevering van artikelen.
C
Een factuur van € 800,- van het schoonmaakbedrijf.
D
Een factuur van € 4.500,- van het uitzendbureau.
Slide 8 - Quizvraag
Welke grootboekrekening hoort bij onderhoudskosten van een gebouw?
A
Overige kosten
B
Huisvestingskosten
C
Schoonmaakkosten
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Link
Slide 11 - Link
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Link
Slide 14 - Link
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Link
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen debiteuren en crediteuren?
Slide 19 - Open vraag
Welke 3 verkoopformulieren gebruik je in de winkel?
Slide 20 - Open vraag
De Giftshop verkoopt contant 10 groene tassen.
Welke grootboekrekeningen veranderen er door deze verkoop?
Welke grootboekrekeningen veranderen er door deze verkoop?
A
100 Kas
180 Te vorderen btw
840 Opbrengst verkopen
800 Inkoopwaarde van de verkopen
700 Voorraad goederen
B
130 Debiteuren
181 Te betalen btw
840 Opbrengst verkopen
800 Inkoopwaarde van de verkopen
700 Voorraad goederen
C
130 Debiteuren
180 Te vorderen btw
840 Opbrengst verkopen
800 Inkoopwaarde van de verkopen
700 Voorraad goederen
D
100 Kas
181 Te betalen btw
840 Opbrengst verkopen
800 Inkoopwaarde van de verkopen
700 Voorraad goederen
Slide 21 - Quizvraag
De magazijnmedewerker krijgt een magazijnopdrachtenbon.
Wat moet hij dan doen?
Wat moet hij dan doen?
A
De magazijnmedewerker maakt ruimte voor de ontvangst van de goederen die op de bon staan.
B
De magazijnmedewerker maakt de goederen die op de bon staan klaar voor verzending.
C
De magazijnmedewerker vult de gevraagde goederen die op de bon staan in het magazijn aan.
D
De magazijnmedewerker controleert de bon, zet zijn handtekening en stuurt de bon door naar de afdeling Inkoop.
Slide 22 - Quizvraag
Een scooterzaak ontvangt 50 ingekochte Vespa's van een leverancier.
Welk formulier stuurt de leverancier naar de scooterwinkel?
Welk formulier stuurt de leverancier naar de scooterwinkel?
A
offerte
B
inkoopfactuur
C
verkoopfactuur
D
orderbevestiging
Slide 23 - Quizvraag
Bij welk proces hoort de debiteurenadministratie?
A
Primair proces
B
Ondersteunend proces
C
Besturend proces
D
Administratief proces
Slide 24 - Quizvraag
Wat staat er op de Z-Bon?
A
pinbetalingen, kassabetalingen en btw
B
datum, dagomzet en pinbetalingen
C
datum, dagomzet en btw
D
dagomzet, btw en pinbetalingen
Slide 25 - Quizvraag
Met welk bedrag neemt de voorraad
goederen af?
goederen af?
