In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Groepsdynamica
Niveau 4 tweede leerjaar
Slide 1 - Tekstslide
Eindopdracht
Aan het eind van dit blok lever je bij Yvonne de opdrachten horende bij alle lessen in. Zie studentensite!
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Groepsdynamiek
Slide 4 - Woordweb
Groepsdynamica
Wat is nu groepsdynamica? De manier waarop mensen met elkaar omgaan in een groep. In een groep gebeurt altijd wel iets.
Wanneer spreek je van een groep? Een verzameling van mensen vormen samen een geheel van eigen kenmerken. Het sociale geheel. Je hoort altijd wel bij een groep en dat helpt bij de jouw ontwikkeling tot een identiteit.
Slide 5 - Tekstslide
Aspecten binnen een groep
Groepsdynamica zegt iets over de processen in de groep.
Proces aspect
Omgangsregels, normen en relaties
Taak aspect
De zaken waarmee de groep bezig is en waarover de groep praat. bv gezamenlijk doel
Slide 6 - Tekstslide
Soorten groepen
Primaire groep: Groep in de directe omgeving van de cliënt. (familie, vrienden). Er is sprake van een gevoelsband.
Secundaire groep: Een groep je in terecht komt, bv. sport, klas, werk. De groep heeft vaak een gemeenschappelijk doel.
Slide 7 - Tekstslide
Soort groep?
A
Primair
B
Secundair
Slide 8 - Quizvraag
Soorten groepen
Formele groep: Niet zelf samengesteld. Leden hebben geen invloed op regels. Bv. binnen een organisatie
Informele groep: Groep ontstaat spontaan en is niet verplicht. bv. vriendschappen
Slide 9 - Tekstslide
Soort groep?
A
Informeel
B
Formeel
Slide 10 - Quizvraag
Soorten groepen
Homogene groep: Bestaat uit leden met gelijke kenmerken. Zegt iets over de fysieke kenmerken of zijn overeenkomstig aan de rol van de groepsleden.
Hetrogene groep: De individuele kenmerken verschillen. Vaak is de groep bij elkaar ivm een groepstaak
Slide 11 - Tekstslide
A
Homogene groep
B
Heterogene groep
Slide 12 - Quizvraag
Primaire groep
Secundaire groep
Formele groep
Informele groep
Homegene groep
Hetrogene groep
Groep in de directe omgeving van de cliënt. (familie, vrienden). Er is sprake van een gevoelsband.
Een groep je in terecht komt, bv. sport, klas, werk. De groep heeft vaak een gemeenschappelijk doel.
Niet zelf samengesteld. Leden hebben geen invloed op regels. Bv. binnen een organisatie
Groep ontstaat spontaan en is niet verplicht. bv. vriendschappen
Bestaat uit leden met gelijke kenmerken. Zegt iets over de fysieke kenmerken of zijn overeenkomstig aan de rol van de groepsleden.
De individuele kenmerken verschillen. Vaak is de groep bij elkaar ivm een groepstaak
Slide 13 - Sleepvraag
Altijd lid van een groep
Functies:
Basisbehoefte van een mens om ergens bij te horen. Verschaft identiteit en status. Wij gevoel.
Doelen:
Taakdoel: een gezamenlijke taak die de groep wil vervullen (werk, sport)
Sfeerdoel: hoe mensen met elkaar omgaan, samenwerken (bewust en onbewust)
Sfeer en taakdoelen zijn met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar
Voor en nadelen:
Voordelen: verschaft identiteit, geeft gevoel ergens bij te horen
Nadelen: mensen worden afhankelijk van de groep
Slide 14 - Tekstslide
Groepskarakteristieken
Groepskarakteristieken bepalen het karakter van de groep.
Groepscultuur: bestaat uit normen en waarden. (formele en informele groepen)
Groepssocialisatie: eigen maken van de groepscultuur
Groepsdruk: Iedereen wil ergens bij horen. Negatief en positief
Groepscohesie: een groep die een geheel vormt. Iedereen krijgt voldoende ruimte om zichzelf te zijn, taken en verantwoordelijkheden zijn eerlijk verdeeld.