In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Terugblik
Wat hebben wij tijdens de vorige les geleerd?
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we leren?
Doel: We leren over verschillende kruispunten. We weten waar je op moet letten als je een kruispunt nadert. Je leert welke plek voetgangers/ fietsers bij een kruispunt hebben.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Waar moet je op letten bij een kruispunt? Noem er drie
Slide 11 - Open vraag
Wat is de plek van een voetganger op de weg bij een kruispunt?
Slide 12 - Open vraag
Wat is de plek van fietsers op de weg bij een kruispunt?
Slide 13 - Open vraag
Wie mag er eerst?
Slide 14 - Tekstslide
Wie op de vorige afbeelding mag als eerst oversteken?
A
de auto
B
de voetganger
C
de fietser
Slide 15 - Quizvraag
wat betekent dit bord?
A
Pas op; je nadert een gevaarlijk kruispunt
B
Je nadert een voorrangsweg. Je moet voorrang geven
C
je rijdt op een voorrangsweg
D
Bestuurders mogen deze weg aan beide kanten niet inrijden
Slide 16 - Quizvraag
Wat betekent dit bord?
A
Stop altijd! Geef voorrang aan iedereen van links en rechts rijden.
B
Je mag deze straat niet inrijden.
C
Pas op, hier is een rotonde.
D
Pas op, hier is een gevaarlijk kruispunt.
Slide 17 - Quizvraag
Wat betekent dit bord?
A
Verboden in te rijden.
B
Alcoholcontrole.
C
Hier is geen weg.
D
Gevaarlijk kruispunt.
Slide 18 - Quizvraag
Wat betekent dit bord als jij rijdt?
A
Jij mag voorgaan.
B
Pas op: voorrangsweg.
C
Jij mag niet voorgaan.
D
Pas op: gevaarlijk kruispunt
Slide 19 - Quizvraag
Waar kom je zo'n bord tegen?
A
kruising
B
splitsing
C
snelweg
D
rotonde
Slide 20 - Quizvraag
Wat betekent dit bord?
A
Je moet je omdraaien
B
Dit is een rotonde
Slide 21 - Quizvraag
Het is rustig op het kruispunt. Waar mag je lopen?
A
op de stoep
B
op de weg, want er is niemand
Slide 22 - Quizvraag
Wie heeft er voorrang op een gewoon kruispunt?
A
Bestuurders van rechts
B
Bestuurders van links
C
Degene met de grootste auto
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de goede volgorde van voorrang?
A
Juan, Anna en Mo
B
Anna, Juan en Mo
C
Mo, Juan en Anna
Slide 24 - Quizvraag
Wie heeft er voorrang?
A
De fietser
B
De auto
Slide 25 - Quizvraag
Waarom heeft die persoon op de vorige afbeelding voorrang?
Slide 26 - Open vraag
Wie heeft er voorrang?
A
De jongen met de pet
B
Het meisje
Slide 27 - Quizvraag
Waarom heeft deze persoon op de vorige afbeelding voorrang?