hoofd- en bijzaken

Pak je boek, ga zitten en ga lezen. 

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Pak je boek, ga zitten en ga lezen. 

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Programma 9-2 proefwerk
Hoofdstuk 2: lezen en woordenschat

Website

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdzaken en bijzaken

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdzaken en bijzaken
De belangrijke informatie in een tekst noem je de hoofdzaken.
Wat niet zo belangrijk is zijn de bijzaken.

Slide 5 - Tekstslide

Hoofd- en bijzaken

De belangrijkste informatie in een tekst 
noemen we hoofdzaken.

Wat niet zo belangrijk is, zijn de bijzaken.

Slide 6 - Tekstslide

Het onderwerp

Het onderwerp van een tekst vind je door te letten op: 
  • de titel
  • de eerste zin of de eerste alinea 
  • een afbeelding bij de tekst 
  • tussenkopjes en vetgedrukte of onderstreepte woorden in de tekst 

Slide 7 - Tekstslide

KERNZINNEN
- in een kernzin zet een schrijver vaak het belangrijkste van de alinea: de hoofdzaak

- andere zinnen bevatten bijzaken, minder belangrijke dingen

Slide 8 - Tekstslide

Hoofdzaken vinden
Lees de inleiding en lees het slot.
Lees ook de eerste en de laatste zin van elke alinea, want hierin staat meestal de belangrijkste informatie.

De lay-out (opmaak) van een tekst helpt vaak ook de hoofdzaken te vinden. Die staan vaak vetgedrukt of als uitleg in een andere kleur.  

Slide 9 - Tekstslide

Waar staan de hoofd- en bijzaken?
Hoofdzaken staan in kernzinnen:
- meestal de eerste of laatste zin van een alinea
- soms de tweede zin van een alinea
- lees de inleiding en het slot
Bijzaken: nadere uitleg of voorbeeld. Middenstuk.
- bijzaken herken je soms aan signaalwoorden: bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals, onder andere

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdzaken

De belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.


Bijzaken

Minder belangrijke informatie. Deze zinnen maken de hoofdzaken duidelijker. Via: 

  • voorbeeld
  • herhaling
  • uitleg

Slide 11 - Tekstslide

De bouwstenen van een tekst 
titel
inleiding
middenstuk
bron
afbeelding
slot
tussenkopje

Slide 12 - Sleepvraag

Een tekst kan op verschillende manieren ingeleid worden. Welke manier hoort er NIET bij?
A
een conclusie trekken
B
een deskundige voorstellen
C
de aanleiding voor het schrijven noemen
D
een vraag stellen

Slide 13 - Quizvraag

Wat zal geen passend deelonderwerp zijn bij het hoofdonderwerp 'vakantie'?
A
kamperen
B
heimwee
C
hotelovernachting
D
teamsporten

Slide 14 - Quizvraag

In het slot wordt de tekst afgerond. Welke manier van afronden hoort er NIET bij?
A
een advies geven
B
de aanleiding noemen
C
waarschuwen
D
een toekomstverwachting geven

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn hoofdzaken?
A
de hoofdgedachte en de kernzin samen
B
Wat in een tekst belangrijk is
C
de inleiding
D
de alinea's

Slide 16 - Quizvraag


De hoofdzaken vind je altijd...
A
in de inleiding en in het slot
B
alleen in de inleiding
C
in de kern
D
door heel de tekst

Slide 17 - Quizvraag

Bijzaken zijn: Meerdere antwoorden zijn goed.
A
voorbeelden
B
belangrijke informatie
C
herhaling
D
uitleg

Slide 18 - Quizvraag

Hoofdzaak of bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 19 - Quizvraag

Een hoofdzaak is het... van de tekst
A
Doel
B
Voorbeeld
C
Belangrijkste
D
De titel

Slide 20 - Quizvraag

WAT IS DE HOOFDZAAK?
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.
A
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag.
B
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis.

Slide 21 - Quizvraag

WAT IS DE HOOFDZAAK?
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen. De leerlingen moesten op de fiets naar het bos. In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
A
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen.
B
De leerlingen moesten op de fiets naar het bos.
C
In het bos werden ze in groepen ingedeeld.

Slide 22 - Quizvraag

Waar vind je GEEN hoofdzaken?
A
Inleiding
B
Slot
C
Tussenkopjes
D
Voorbeelden

Slide 23 - Quizvraag

Hoofdzaken
Bijzaken
Belangrijkste informatie.
Minder belangrijke informatie.

Slide 24 - Sleepvraag

hoofdzaak
bijzaak
Mijn toets begint woensdag om 8.30u
Ik doe bijvoorbeeld ook aan tennis
Nederlands wordt bestuurd door het kabinet
Naast de begrippen moet je op de toets ook weten wat een hoofdzaak is.
Voor het proefwerk lezen moet je goed oefenen.

Slide 25 - Sleepvraag

Samengevat
- Hoofdzaken: de belangrijkste informatie in een tekst. 
- Elke alinea heeft een eigen hoofdzaak, want de schrijver
   wil in elke alinea iets vertellen
- de rest van de zinnen zijn bijzaak.





Slide 26 - Tekstslide

Leren voor de toets
- Je weet wat hoofdzaken zijn.
- Je kunt hoofdzaken in een korte tekst vinden/herkennen.
- Je weet wat bijzaken zijn.
- Je kunt bijzaken in een korte tekst herkennen.
- Je kunt een onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken in een korte tekst. 

Slide 27 - Tekstslide

Website Checklist! Vandaag werk je alleen aan je tekst!!! Niet aan afbeeldingen!!!



1. Is je HOME pagina af? 
2. Is je INFORMATIE pagina af? 
3. Is je LITERATUURLIJST af? 
4. Titel boek: 
1. Zakelijke gegevens?
2. Korte samenvatting?
3. Wie is de auteur? 
4. Leeservaringen?
5. Verwerkingspunten? 
6. Personages Avatar. 

Slide 28 - Tekstslide