Les 1 - Persoonsvorm & onderwerp vinden

Werkwoordspelling: 2 havo
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling: 2 havo

Slide 1 - Tekstslide

Toets
Dinsdag 22 oktober,
3e uur

Heb je verlenging? Dan kun je in de pauze door!

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoorden
Belangrijkste onderdelen van een zin!

Waarom? Het werkwoord geeft aan wat iemand doet:
  • Ik ... naar school
  • ren, fiets, loop, wil, moet, ga
  • Wij ... altijd buiten
  • voetballen, barbecueën, vergaderen 

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordsvormen

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd
Voltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord
VD als bijvoeglijk naamwoord 
Infinitief (hele werkwoord)
Gebiedende wijs






Afkortingen

PV TT
PV VT
VD
OD
VD BN
INF
GW





Slide 4 - Tekstslide

Deze les
  • Persoonsvorm vinden
  • Onderwerp vinden

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm en onderwerp
  • De persoonsvorm (het werkwoord) geeft aan wat iemand doet
  • Het onderwerp geeft aan wie (of wat) dat doet.
  • De persoonsvorm en het onderwerp horen bij elkaar #love

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm vinden
Er zijn drie manieren om de persoonsvorm te vinden. Weet jij nog welke?

  1. Tijdproef
  2. Getalproef
  3. Vraagzin

Slide 7 - Tekstslide

Tijdproef
  • Verander de zin van tegenwoordige tijd naar verleden tijd (of andersom). 
  • Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.

  • Joost wil graag een ijsje. 
  • Tessa nam de trein van 8 uur.

Slide 8 - Tekstslide

Getalproef
  • Verander het onderwerp van enkelvoud naar meervoud (of andersom).
  • Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.

  •  Ik kijk vanavond naar de beste film die ooit gemaakt is.
  • Zij lopen elke dag met de hond op de hei.

Slide 9 - Tekstslide

Vraagzin
  • Maak de zin vragend. Het werkwoord dat vooraan de zin staat is de persoonsvorm.

  • Wij voetballen elke vrijdagmiddag.
  • Ik ga nooit met de trein naar mijn oma.
  • Zij heeft drie bekers gewonnen bij de atletiekwedstrijd.
  • Jullie zijn nog nooit op de maan geweest.

Slide 10 - Tekstslide

Onderwerp vinden
  • Zoek de persoonsvorm.
  • Zet wie of wat voor de persoonsvorm.
  • Het antwoord op die vraag is het onderwerp!

  • Tessa loopt elke dag met Vera naar school.

Slide 11 - Tekstslide

Aan het werk
  • Pak een pen
  • Onderstreep het onderwerp en de persoonsvorm

Slide 12 - Tekstslide

Spiekbriefje
Persoonsvorm vinden?
  • Doe de getalproef of de tijdproef
  • Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm

Onderwerp vinden?
  • Zet wie of wat voor de persoonsvorm
  • Het antwoord op die vraag is het onderwerp

Slide 13 - Tekstslide

Ik weet hoe ik de persoonsvorm en het onderwerp kan vinden
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll