Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.
Drie hoofdvormen van werkwoorden
SMS klas 5: Thema 5. werkwoorden en meewerkend voorwerp
1 / 44
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Taal
Primary Education
In deze les zitten
44 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Drie hoofdvormen van werkwoorden
SMS klas 5: Thema 5. werkwoorden en meewerkend voorwerp
Slide 1 - Tekstslide
Doel van de les
drie hoofdvormen van een werkwoord
- persoonsvorm (pv)
- infinitief (inf.)
- voltooid deelwoord (vd)
Slide 2 - Tekstslide
Een werkwoord met 3 hoofdvormen
De 3 soorten:
Hele werkwoord of de infinitief (inf)
Persoonsvorm (pv)
Voltooid deelwoord (volt. deelw.)
Slide 3 - Tekstslide
Infinitief
Het hele werkwoord.
lopen - eten - springen - rennen - praten - slapen - spelen - zingen - rijden - kijken - schrijven - schreeuwen
Slide 4 - Tekstslide
Wat is een infinitief
A
Het hele werkwoord
B
De hij-vorm van het werkwoord
C
Als je de zin vragend maakt komt deze vooraan
D
Wie/wat + werkwoorden
Slide 5 - Quizvraag
Welk woord is de infinitief
A
durft
B
noemen
C
verteld
D
gehad
Slide 6 - Quizvraag
Persoonsvorm
Maak de zin vragend, de persoonsvorm komt altijd voor aan.
Slide 7 - Tekstslide
Hoe vind je een persoonsvorm
A
het hele werkwoord
B
wie/wat + werkwoorden
C
kan de, het of een voor
D
De zin vragend maken dan komt die vooraan
Slide 8 - Quizvraag
"Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin."
De persoonsvorm =
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
Mijn moeder kruidde het eten.
A
Mijn moeder
B
kruidde
C
het eten
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de pv?
Dit was de laatste vraag over de persoonsvorm.
A
Dit
B
de laatste vraag
C
was
D
de persoonsvorm
Slide 11 - Quizvraag
Voltooid deelwoord
Staat vaak ge- be- te- of ver- in het werkwoord
Staat altijd een tweede werkwoord bij.
Slide 12 - Tekstslide
Wat is het voltooid deelwoord?
A
Bij een vraag komt deze vooraan
B
staat (bijna) altijd ge- be- of ver- in het werkwoord
C
wie/wat + werkwoorden
D
staat altijd ge- be- of ver in maar is geen werkwoord
Slide 13 - Quizvraag
Wat is een voltooid deelwoord?
A
schrijven
B
getekend
C
eten
D
gamen
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een voltooid deelwoord?
A
aankomen
B
groeten
C
gedaan
D
zwemmen
Slide 15 - Quizvraag
Welk woord is een voltooid deelwoord?
Hoe heb je dat gemaakt?
A
heb
B
je
C
dat
D
gemaakt
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord?
Wie heeft het huiswerk meegenomen.
A
heeft
B
het huiswerk
C
meegenomen
D
wie
Slide 17 - Quizvraag
INFINITIEF
voltooid deelwoord
schrijven
beloven
typen
gepest
beloond
verzonden
Slide 18 - Sleepvraag
X
persoonsvorm
volt. deelw.
infinitief
1
2
3
4
Zijn
vader
helpt
te
de struiken
alles
Bijna
verwijderen
is
omgezaagd
De
struik
dikste
wilt
Quinten
Quinten
doen
bijna
kan
zijn
beginnen
eigen
tuintje
Slide 19 - Sleepvraag
Meewerkend voorwerp
Het mv geeft antwoord op de vraag:
Aan wie / voor wie + gezegde +
onderwerp + lijdend voorwerp??
Slide 20 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp is iemand die iets ontvangt.
Lisa koopt limonade
voor Eva.
Sarah leent een boek
aan Thomas.
Slide 21 - Tekstslide
Na een tijdje
geeft
de schep
Quinten
Jason
Ze
meldt
Marijke
ze
dat
wilt
pauzeren
Marijke
belooft
Thomas
straks
een lekker broodje
Ik
vertellen
over
je
de boomplantdag
zal
MV
MV
MV
MV
PV
PV
PV
PV
Slide 22 - Sleepvraag
welke vraag stel je bij het meewerkend voorwerp
A
Aan wie of voor wie
B
Wie
C
Wie of wat
D
Wat
Slide 23 - Quizvraag
Ik heb een cadeau aan mijn oma gegeven?
Wat is het meewerkend voorwerp?
A
Ik
B
Aan mijn oma
C
een cadeau
D
gegeven
Slide 24 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
Ik vraag jullie om hulp.
A
jullie
B
Ik
C
vraag
D
om hulp
Slide 25 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
Tim koopt een lolly voor zijn klas.
A
zijn klas
B
voor zijn klas
C
Tim
D
een lolly
Slide 26 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Dit cadeau is voor jou.
A
Dit cadeau
B
is
C
voor jou
Slide 27 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
Hij geeft zijn zus een knuffel.
Slide 28 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
De man biedt haar een stoel aan.
A
een stoel
B
biedt
C
haar
D
een stoel
Slide 29 - Quizvraag
Albert
heeft
een boek
gekocht
voor Harold.
Onderwerp
gezegde
lijdend voorwerp
persoonsvorm
gezegde
meewerkend voorwerp
Slide 30 - Sleepvraag
Hij geeft de voetbal aan Hassan.
Wat is het meewerkend voorwerp?
Slide 31 - Open vraag
Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?
A
Stel de vraag: aan wie + onderwerp + lijdend voorwerp
B
Stel de vraag: aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp.
C
Stel de vraag: wat eten we vanavond?
D
Stel de vraag: aan wie + gezegde + lijdend voorwerp.
Slide 32 - Quizvraag
De ober geeft het eten aan ons.
Wat is het meewerkend voorwerp?
Slide 33 - Open vraag
De meester moet haar de taalles uitleggen
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
gezegde
Slide 34 - Sleepvraag
De lerares geeft alle leerlingen een toets.
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
gezegde
Slide 35 - Sleepvraag
Zij geeft aan Jesse een zonnebril.
Wat is het meewerkend voorwerp?
A
Jesse
B
een zonnebril
C
zij
D
aan Jesse
Slide 36 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
De verzorger haalt bananen voor de apen.
A
de apen
B
voor de apen
C
De verzorger
D
bananen
Slide 37 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
Mijn moeder geeft de leraar een hand.
Slide 38 - Open vraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 39 - Quizvraag
Mijn moeder
geeft
mij
een glas ranja
onderwerp
gezegde
meewerkend voorwerp
lijdend
voorwerp
Slide 40 - Sleepvraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
Sophie doet jou de groeten
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten
Slide 41 - Quizvraag
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Persoonsvorm
Gezegde
Zij
geeft
een
knikker
aan
Tim
Slide 42 - Sleepvraag
Ik heb goed mijn best gedaan vandaag,
0
100
Slide 43 - Poll
Slide 44 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Het werkwoordelijk gezegde B1
Februari 2023
- Les met
14 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Groep 8 2.2
Oktober 2022
- Les met
39 slides
Nederlands
Primary Education
Zinsleer - herhalen
April 2024
- Les met
33 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
SCC D1 L5 zinsleer (herhaling)
Augustus 2023
- Les met
44 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
SCC M4 L4 zinsleer bwb
Oktober 2023
- Les met
31 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Les 5 (21 september 2024)
September 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12
L11 Zinsdelen
April 2024
- Les met
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsleer - herhaling
Maart 2022
- Les met
13 slides
Nederlands
Secundair onderwijs