Zenuwstelsel H13 vwo 5

Zenuwstelsel H13 (binas 88)
Centrale zenuwstelsel (CZ):
  • Grote hersenen: informatie verwerken, redeneren, bewustzijn, emoties en geheugen.
  • Kleine hersenen: coördineren van bewegingen.
  • Hersenstam (middenhersenen, pons en verlengde merg): onbewuste processen zoals: ademhaling, hartslag en slapen.
  • Ruggenmerg: verbindt hersenen met zenuwen.

Perifere zenuwstelsel (PZ):
  • Zenuwen
Bundels van uitlopers van neuronen,
omgeven door bindweefsel.
 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Zenuwstelsel H13 (binas 88)
Centrale zenuwstelsel (CZ):
  • Grote hersenen: informatie verwerken, redeneren, bewustzijn, emoties en geheugen.
  • Kleine hersenen: coördineren van bewegingen.
  • Hersenstam (middenhersenen, pons en verlengde merg): onbewuste processen zoals: ademhaling, hartslag en slapen.
  • Ruggenmerg: verbindt hersenen met zenuwen.

Perifere zenuwstelsel (PZ):
  • Zenuwen
Bundels van uitlopers van neuronen,
omgeven door bindweefsel.
 

Slide 1 - Tekstslide

Iemand fietst dronken de bosjes in. Welke onderdelen van het CZ zijn verlamd door de alcohol?
A
Kleine en grote hersenen
B
Kleine hersenen en ruggenmerg
C
Kleine hersenen en hersenstam
D
Grote hersenen en hersenstam

Slide 2 - Quizvraag

Welke activiteit wordt NIET door de hersenstam geregeld?
A
Pupilreflex
B
Hartslagfrequentie
C
Slikken
D
Knipogen

Slide 3 - Quizvraag

Indeling zenuwstelsel
Anatomisch: ligging

Functioneel:  functies

Slide 4 - Tekstslide

Drie zenuwcellen (neuronen)
Route actiepotentiaal:
1. Zintuig: hier ontstaat actiepotentiaal!
2. Sensorisch neuron (gevoelszenuwcel)
3. Schakelneuron
4. Motorisch neuron (bewegingszenuwcel)
5. Spier of klier: worden geactiveerd of geremd!

Dendriet: impuls naar cellichaam toe
Axon: impuls van cellichaam af

Schakelneuron en cellichaam motorisch neuron liggen in CZ.


Slide 5 - Tekstslide

Wat zien we op de afbeelding?
A
Sensorische zenuwcel
B
Schakelcel
C
Motorische zenuwcel
D
Zenuw

Slide 6 - Quizvraag

Hoe verplaatst de impuls zich?

A
Van rechts naar links
B
Van links naar rechts
C
Van rechtsboven naar rechtsonder
D
Van rechtsonder naar rechtsboven

Slide 7 - Quizvraag

Waaruit bestaan gemengde zenuwen?
A
Dendrieten van sensorische neuronen en axonen van motorische neuronen
B
Sensorische neuronen
C
Motorische neuronen
D
Axonen van sensorische neuronen en dendrieten van motorische neuronen

Slide 8 - Quizvraag

Doorsnede ruggenmerg
Grijze stof (BINNENKANT): grijs door kernen in cellichamen
Witte stof (BUITENKANT): wit door myeline

Rugzijde: sensorische neuronen komen aan in ruggenmerg
Buikzijde: motorische neuronen verlaten ruggenmerg

Spinaal ganglion: verdikking waar cellichamen van
sensorische zenuwcellen samen komen (impuls richting CZ).
Grensstreng: verbindt orthosympatische zenuwen.
Ganglion: zenuwknoop buiten het CZ waar een groep
zenuwcellen met dezelfde functie ligt.

Slide 9 - Tekstslide

Waar bevinden zich de
cellichamen van de
motorische zenuwcel?
A
In het blauwe deel
B
In het rode deel
C
In het witte deel
D
In het grijze deel

Slide 10 - Quizvraag

Waar bevindt zich de buikzijde?
A
Bovenkant van afbeelding
B
Onderkant van afbeelding
C
Linkerkant van afbeelding
D
Rechterkant van afbeelding

Slide 11 - Quizvraag

Reflex
Uit romp en ledematen:
via ruggenmerg.

Uit hoofd:
via hersenstam.

ONBEWUST: want impuls komt niet in grote hersenen! 

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde van de reflexboog?
A
Zintuig-> sensorisch-> motorisch-> schakel-> spier/klier
B
Zintuig-> schakel-> sensorisch-> motorisch-> spier/klier
C
Zintuig-> motorisch-> schakel-> sensorisch-> spier/klier
D
Zintuig-> sensorisch-> schakel-> motorisch-> spier/klier

Slide 13 - Quizvraag

Hersenschors
Primaire gehoorcentra: bewustwording geluid
Secundaire gehoorcentra: geluid koppelen aan geheugeninformatie
-> interpretatie is mogelijk

Primaire motorische schors: nauwkeurige bewegingen uitvoeren
Secundaire motorische centra: gecoördineerd spiergroepen aansturen
-> fietsen en pianospelen


De linkerhersenhelft stuurt de rechterzijde van het lichaam aan.
De rechterhersenhelft stuurt de linkerzijde aan.

Hersenbalk verbindt beide hersenhelften!

Slide 14 - Tekstslide

Noem een activiteit die mogelijk wordt gemaakt door de primaire motorische schors.

Slide 15 - Open vraag

Bloed-hersenbarrière
Hersenen beschermen tegen ongewenste stoffen.
Via actief transport en diffusie is passage mogelijk.
Diffusie: gassen, water en in vet oplosbare stoffen (hormonen)
Actief transport: glucose en aminozuren

Tight-junctions: endotheelcellen van bloedvaten
bevatten hierdoor alleen hele kleine ruimtes om
stoffen door te laten.

Astrocyten (gliacellen): zitten volledig om bloedvaten heen en
zorgen voor uitwisseling van stoffen tussen bloed en hersenvocht.


Slide 16 - Tekstslide

Wat is de beste manier om een medicijnen de bloed-hersenbarrière te laten passeren?
A
Hele hoge concentratie medicijn
B
Medicijn in vetbolletje verstoppen
C
Medicijn in eiwitmantel verstoppen
D
Medicijn in hersenen injecteren

Slide 17 - Quizvraag

Thalamus en hypothalamus
Thalamus: selecteert naar welk deel
in hersenschors impulsen uit
zintuigen gaan. 
-> functioneert slecht door alcohol

Hypothalamus: biologische klok,
thermostaat en homeostase regelen.
-> stuurt hypofyse aan


Slide 18 - Tekstslide

Welk onderdeel van de hersenen STIMULEERT de aanmaak van hormonen?
A
Thalamus
B
Hypothalamus
C
Hypofyse
D
Hersenstam

Slide 19 - Quizvraag

Gliacellen
Nodig om het zenuwstelsel goed te laten functioneren.
Ependymcel (groen): endotheelcellen
-> produceren hersen-en ruggenmergsvocht
-> laten dit stromen door trilharen
Astrocyt (rood): lange uitlopers
-> regelen uitwisseling van stoffen tussen neuronen en bloed 
-> herstellen beschadigde neuronen
Oligodendrocyt (oranje): kleine cellen
-> vormen myelineschede om uitlopers van neuronen IN CZ!
Cellen van Schwann: 
-> vormen myelineschede om uitlopers van neuronen IN PZ!
Microgliacel (blauw): sterk vertakt
-> verandert in fagocyten bij weefselbeschadiging
-> beschermt neuronen tegen ziekteverwekkers


Slide 20 - Tekstslide

Welke cellen helpen bij het herstellen van beschadigde neuronen?
A
Astrocyten
B
Oligodendrocyten
C
Microgliacellen
D
Ependymcellen

Slide 21 - Quizvraag

Welke cel komt NIET voor in het CZ?
A
Astrocyt
B
Oligodendrocyt
C
Schwanncel
D
Ependymcel

Slide 22 - Quizvraag

Na+-K+pompen
Membraanpotentiaal: verschil in lading tussen binnenkant en 
buitenkant van membraan van neuron.

Handhaven rustpotentiaal van -70mV in binnenzijde neuron.
Via diffusie lekken ionen. 
Door actief transport via de Na+-K+pompen blijft de 
concentratie ionen aan beide kanten van de membraan gelijk.

3 Na+-ionen cel uit
2 K+-ionen cel in


Slide 23 - Tekstslide

Actiepotentiaal
Activiteit in ion-poorten in membranen kan leiden tot een actiepotentiaal.
Ion-poorten openen door:
- Chemische prikkel: neurotransmitter
- Elektrische prikkel: ander membraanpotentiaal in omgeving
- Mechanische prikkel: tastzintuig

Drempelwaarde: -50mV moet overschreden zijn voor een actiepotentiaal.

Rustfase: ion-poorten dicht
Drempelwaarde: Na+ poort open door een prikkel -> Na+ naar binnen
Depolarisatie: door meer stimulatie van prikkel openen meer Na+ poorten
Repolarisatie: Na+ poorten dicht en K+ poorten open -> K+ naar buiten
Hyperpolarisatie: K+ poorten sluiten te langzaam. 

Slide 24 - Tekstslide

Wat vindt er plaats gedurende fase 3?
A
Depolarisatie, Na+ poorten open en K+ poorten dicht
B
Repolarisatie, Na+ poorten open en K+ poorten dicht
C
Depolarisatie, K+ poorten open en Na+ poorten dicht
D
Repolarisatie, K+ poorten open en Na+ poorten dicht

Slide 25 - Quizvraag

Actiepotentiaal
Er zitten heel veel ion-poorten in de uitlopers van
neuronen.

Heel veel  actiepotentialen volgen elkaar op, waardoor
de impuls wordt doorgegeven door de neuron.

Absolute refractaire periode: tijdens actiepotentiaal is
neuron ongevoelig voor nieuwe prikkels.



Relatieve refractaire periode: er kan weer een nieuw
actiepotentiaal ontstaan door een extra sterke prikkel,
want nog niet alle Na+ kanalen zijn beschikbaar.

Slide 26 - Tekstslide

Wanneer is er
sprake van de
relatieve refractaire periode?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 27 - Quizvraag

Synapsen
Presynaptisch neuron: uiteinde van axon van neuron
Synapsspleet: communicatie verloopt via neurotransmitter (acetylcholine)
Postsynaptisch neuron: begin van dendriet van neuron

Exciterende postsynaptische potentiaal: stimulerende werking van neuron
Inhiberende postsynaptische potentiaal: remmende werking van neuron

Door veel exicterende of inhiberende neurotransmitters treedt summatie op
om een drempelwaarde te halen of onder een drempelwaarde te blijven.

Slide 28 - Tekstslide

Neurotransmitters

Slide 29 - Tekstslide

Welke ion-poorten worden geopend in de presynaptische membraan?
A
Na+ en K+
B
K+ en Ca2+
C
Ca2+ en Na+
D
Alleen Ca2+

Slide 30 - Quizvraag

Het autonome zenuwstelsel
Parasympatische zenuwstelsel: actief in rust
Organen zijn verbonden via de zwervende zenuw

Orthosympatische zenuwstelsel: actief tijdens inspanning
Organen zijn verbonden via grensstrengen

Dubbele innervatie: organen worden door door de twee
zenuwstelsels geactiveerd of geremd.

Antagonistische werking: de ene remt orgaan en de 
andere activeert orgaan (tegengestelde werking).


Slide 31 - Tekstslide

Als de pupillen verwijden, wat is dan actief?
A
Orthosympatische zenuwstelsel en motorische neuronen
B
Parasympatische zenuwstelsel en motorische neuronen
C
Orthosympatische zenuwstelsel en sensorische neuronen
D
Parasympatische zenuwstelsel en sensorische neuronen

Slide 32 - Quizvraag

Ik snap hoofdstuk 13 zenuwstelsel nu goed!
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Hoe kun je nu het beste gaan leren voor dit hoofdstuk?
A
Het boek samenvatten
B
De dia's leren
C
Oefentoetsen maken op biologiepagina.nl
D
Spiekbriefje maken in de binas

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Video