In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 70 min
Onderdelen in deze les
§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Leerdoel:
Je kunt uitleggen waarom België eerder industrialiseerde dan Nederland
Begrippen:
Industriële revolutie
B
Industrie in Nederland
Leerdoel:
Je kunt uitleggen wanneer en waardoor de industrialisatie in Nederland op gang kwam
Begrippen:
Infrastructuur
Afzetgebied
C
Ondernemers en arbeiders
Leerdoel:
Je kunt de arbeidsomstandigheden en woonomstandigheden van ondernemers en arbeiders in de 19e eeuw beschrijven
Begrippen:
Arbeidsomstandigheden
Arbeidsdeling
Verstedelijking
Slide 1 - Tekstslide
§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Belgie:
Rond 1800:
Textielfabrieken
Stoommachines
Steenkool en ijzererst in de grond
1830: Snel voor spoorwegen
Nederland:
Rond 1800:
Landbouw
Handel
Nauwelijks industrie
Slide 2 - Tekstslide
§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Oorzaken uitblijven industrie NL
Ondernemers hadden geïnvesteerd in windmolens en watermolens. Overstappen op stoom was duus
Rond 1800 nog geen steenkool beschikbaar.
Pas in 1900 steenkolenmijnen in Limburg
Tot 1860 weinig spoorwegen. Aanvoer steenkool uit BE was daarom duur
Weinig vraag naar producten ivm hoge belastingen
Slide 3 - Tekstslide
§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Koning Willem 1 had plannen
België en Nederland kunnen elkaar goed aanvullen
Landbouw
Handel
Industrie
1830
Slide 4 - Tekstslide
§2.1
De industriële revolutie
BASIS
B
Industrie in Nederland
Leerdoel:
Je kunt uitleggen wanneer en waardoor de industrialisatie in Nederland op gang kwam
Begrippen:
Infrastructuur
Afzetgebied
Infrastructuur
Aanleg kanalen
Aanleg spoorwegen (1839 Amsterdam-Haarlem)
1830:
Eerste textielfabrieken in Twente
Veel huisnijverheid
Lage lonen
Slide 5 - Tekstslide
§2.1
De industriële revolutie
BASIS
B
Industrie in Nederland
Oorzaken groei industrialisatie
Regering investeerde meer in de infrastructuur
Door winst Nederlands-Indië kon de belasting omlaag en groeide de vraag naar nieuwe producten
De kolonie was een belangrijk afzetgebied voor katoenen stoffen
Slide 6 - Tekstslide
§2.1
De industriële revolutie
BASIS
C
Ondernemers en arbeiders
Leerdoel:
Je kunt de arbeidsomstandigheden en woonomstandigheden van ondernemers en arbeiders in de 19e eeuw beschrijven
Begrippen:
Arbeidsomstandigheden
Arbeidsdeling
Verstedelijking
Ondernemers
Arbeiders
Fabriekseigenaar
Grote huizen
Rand van de stad
Werken in de fabriek
Grootste groep
Slechte omstandigheden
Slide 7 - Tekstslide
§2.1
De industriële revolutie
BASIS
C
Ondernemers en arbeiders
Arbeidsomstandigheden
Lage lonen
Vrouwen en kinderen waren goedkoopste
14 uur per dag, 6 dagen per week
Werk was slecht voor de gezondheid
Daarnaast was het ook zeer onveilig
Door arbeidsdeling was het werk eentonig
Je was afhankelijk van de fabriekseigenaar
Er waren geen wetten die je beschermde
Slide 8 - Tekstslide
§2.1
De industriële revolutie
BASIS
C
Ondernemers en arbeiders
Woonomstandigheden
Op loopafstand van de fabriek
Zo ontstonden steden: verstedelijking
Donkere kleine woningen, dicht op elkaar
Dag en nacht rook van de fabriek
Geen stromend water
Geen riolering
Slechte hygiëne
Slide 9 - Tekstslide
§2.2 Arbeiders eisen meer rechten
Nederland als industriële samenleving
Slide 10 - Tekstslide
De Industriële Revolutie
Slide 11 - Tekstslide
Van landbouwsamenleving...
...naar industriële samenleving.
Slide 12 - Tekstslide
1858
Aantal fabrieken met stoommachines
1890
Aantal fabrieken met stoommachines
Slide 13 - Tekstslide
Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
A
Samen sterk
Leerdoel:
Je kunt uitleggen waarom arbeiders weinig macht hadden en hoe zij toch hun positie probeerden te verbeteren.
Begrippen:
liberalen
vakbonden
algemeen kiesrecht
B
Nieuwe wetten
Leerdoel:
Je kunt uitleggen door welke nieuwe wetten de situatie van de arbeiders eind 19e eeuw sterk verbeterde.
C
Een modern land
Leerdoel:
Je kunt een aantal kenmerken noemen van het moderne Nederland rond 1920
socialisten
confessionelen
Slide 16 - Tekstslide
§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
A
Samen sterk
Leerdoel:
Je kunt uitleggen waarom arbeiders weinig macht hadden en hoe zij toch hun positie probeerden te verbeteren.
1860:
Alléén rijke mannen die een bepaalde hoeveelheid belasting betaalden, die mochten stemmen.
Arbeiders dus NIET!!
Slide 17 - Tekstslide
1860: Alléén rijke NL'ers mogen stemmen.
2023: Iedere NL'er boven de 18 mag stemmen.
Slide 18 - Tekstslide
§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
A
Samen sterk
In parlement veel liberalen:
Zoveel mogelijk vrijheid voor burgers en bedrijven.
Niet te veel wetten en regels rondom arbeidsomstandigheden
Werkgever en werknemer onderling maar afstemmen
Slide 19 - Tekstslide
§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
A
Samen sterk
Arbeiders willen hun leefomstandigheden verbeteren:
minimumloon 💰
8-urige werkdag 🕜
Oplossing?
Oprichting vakbonden:
Organiseren demonstraties en stakingen. 📣
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
A
Samen sterk
Elke beroepsgroep eigen vakbond, rond 1900 gaan deze vakbonden samenwerken. 🔊
Probleem: het lukt vakbonden niet om de problemen op te lossen voor alle arbeiders! 😠
Wat lost de problemen dan wel op?
Algemeen kiesrecht! 🗳️
= recht voor iedere burger te mogen stemmen
Slide 22 - Tekstslide
§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
A
Samen sterk
Maar op wie moeten arbeiders dan stemmen/ rekenen?
Socialisten:Overheid moet regels maken om geld en bezit eerlijker te verdelen. 🔴
Confessionelen: katholieken en protestanten. ✝️ Wilden het leven van arbeiders verbeteren gebaseerd op ideeën van hun geloof én voorkomen dat ze op socialisten zouden stemmen.
Liberalen: Overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met het leven van de mensen. Voor economische vrijheid.
Slide 23 - Tekstslide
§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
A
Samen sterk
Algemeen kiesrecht
Arbeiders stemmen op mensen die arbeiders willen helpen.
Deze mensen kunnen in het parlement komen.
Nieuwe wetten om arbeiders te beschermen.
Slide 24 - Tekstslide
timer
15:00
Veel succes!
AAN DE SLAG!
Wat?
Maken: vraag 1 t/m 5 op blz. 61
Waarom?
Zo begrijp je de leerdoelen beter
Hoe?
Lees de teksten, maak de vragen
Hulp?
Rood= stilte, geen vragen
Oranje= stilte, je mag vragen stellen aan mij
Groen= zachtjes overleggen
Klaar?
Lees anders blz. 62 alvast door
Slide 25 - Tekstslide
Geef je inzet tijdens deze les een cijfer
Slide 26 - Poll
timer
1:00
"Ik begrijp het al"
"Herhaling is fijn"
Wil extra uitleg
Zelfstandig maken: 1 t/m 5
Leerdoelen beantwoorden
Verlengde instructie
Zelfstandig maken:
1 t/m 5
Leerdoelen beantwoorden
Verlengde instructie
Samen maken: 1 t/m 5
Samen leerdoelen beantwoorden
Slide 27 - Tekstslide
HEB JE HET BEGREPEN?
-Volgende les: deel 2 (paragraaf 2)
-Huiswerk: Opdracht 1 t/m 5
Slide 28 - Tekstslide
§2.2 Arbeiders eisen meer rechten deel 2
Nederland als industriële samenleving
Slide 29 - Tekstslide
De Industriële Revolutie
Slide 30 - Tekstslide
§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
A
Samen sterk
Leerdoel:
Je kunt uitleggen waarom arbeiders weinig macht hadden en hoe zij toch hun positie probeerden te verbeteren.
Begrippen:
liberalen
vakbonden
algemeen kiesrecht
B
Nieuwe wetten
Leerdoel:
Je kunt uitleggen door welke nieuwe wetten de situatie van de arbeiders eind 19e eeuw sterk verbeterde.
C
Een modern land
Leerdoel:
Je kunt een aantal kenmerken noemen van het moderne Nederland rond 1920
socialisten
confessionelen
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
B
Nieuwe wetten
Leerdoel:
Je kunt uitleggen door welke nieuwe wetten de situatie van de arbeiders eind 19e eeuw sterk verbeterde.
Liberalen zien noodzaak om omstandigheden arbeiders te veranderen: 😨
Arbeiders lukte het niet zelf om verandering in te zetten.
Bang voor rellen of grote opstanden.
Bang voor macht arbeiders (vakbonden, politieke partijen).
Slide 33 - Tekstslide
§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
B
Nieuwe wetten
1874: Kinderwetje van Van Houten: kinderen onder 12 jaar mogen niet in een fabriek werken.
1889: Arbeidswet: verbod op lange dagen, gevaarlijk werk, nachtwerk voor vrouwen en kinderen.
1901: Leerplichtwet: Kinderen moeten van 6 tot 12 jaar naar school.
1919: Nieuwe arbeidswet: maximaal 8 uur per dag, 45 uur per week.
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Video
§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
B
Nieuwe wetten
Arbeiders wilden nog 1 ding: algemeen kiesrecht.
1917: Mannen vanaf 25 jaar mogen stemmen.
1919: Vrouwenvanaf 25 jaar mogen stemmen.
Slide 36 - Tekstslide
Wie mochten er in 1860 in Nederland stemmen?
A
Rijke vrouwen
B
Rijke mannen
C
Mannen die een bepaalde hoeveelheid belasting betaalden.
D
Arbeiders
Slide 37 - Quizvraag
Bij welke politieke stroming hoort deze poster?
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Confessionelen
Slide 38 - Quizvraag
Bij welke politieke stroming hoort deze poster?
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Confessionelen
Slide 39 - Quizvraag
§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
C
Een modern land
Leerdoel:
Je kunt een aantal kenmerken noemen van het moderne Nederland rond 1920
Economische groei:
Nieuwe uitvindingen op gebied van elektronica, bewerking van olie en chemische stoffen ➜ nieuwe bedrijven die auto's, gloeilampen, radio's, benzine en kunstmest maken
Vanaf 1920: grote groei haven Rotterdam ➜ Doorvoerhaven naar Duitse Ruhrgebied
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Video
§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
C
Een modern land
Bevolking, transport en communicatie:
Door betere voeding, hygiene en ziekenzorg stijgt bevolking tot 8 miljoen in 1930
Aantal mensen in de industrie groeit door, net als verstedelijking