§2.2 Arbeiders eisen meer rechten

2.2 Arbeiders eisen meer rechten
Nederland als industriële samenleving
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

2.2 Arbeiders eisen meer rechten
Nederland als industriële samenleving

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

...uitleggen waarom arbeiders weinig macht hadden
en hoe zij toch hun positie probeerden te verbeteren

...uitleggen door welke nieuwe wetten de situatie van de arbeiders
eind 19e eeuw sterk verbeterde

...kan je een aantal kenmerken noemen
van het moderne Nederland 
rond 1920

...de begrippen liberalen, vakbonden, algemeen kiesrecht,
socialisten en confessionelen uitleggen
AAN HET EINDE VAN DE LES KAN JE...

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht individueel/groep

Herhaling

Klassikale uitleg

Zelfstandig werken

Afsluiting
DOEN

Slide 4 - Tekstslide

§2.1 Industriële revolutie
§2.2 Arbeiders eisen meer rechten
§2.3 Van industrie naar diensten
SE H2
§2.4 Milieuproblemen
Herhaling

Slide 5 - Tekstslide

TERUG KIJKEN

Slide 6 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Leerdoel:
  • Je kunt uitleggen waarom België eerder industrialiseerde dan Nederland
Begrippen:
  • Industriële revolutie
B
Industrie in Nederland
Leerdoel:
  • Je kunt uitleggen wanneer en waardoor de industrialisatie in Nederland op gang kwam
Begrippen:
  • Infrastructuur
  • Afzetgebied
C
Ondernemers en arbeiders
Leerdoel:
  • Je kunt de arbeidsomstandigheden en woonomstandigheden van ondernemers en arbeiders in de 19e eeuw beschrijven
Begrippen:
  • Arbeidsomstandigheden
  • Arbeidsdeling
  • Verstedelijking

Slide 7 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Leerdoel:
  • Je kunt uitleggen waarom België eerder industrialiseerde dan Nederland
Begrippen:
  • Industriële revolutie
Industriële revolutie
= Grote verandering in de 18e en 19e eeuw in West-Europa door de komst van fabrieken en machines

Slide 8 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Belgie:
Rond 1800:
  • Textielfabrieken
  • Stoommachines
  • Steenkool en ijzererst in de grond
  • 1830: Snel voor spoorwegen
Nederland:
Rond 1800:
  • Landbouw
  • Handel
  • Nauwelijks industrie

Slide 9 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Oorzaken uitblijven industrie NL
Ondernemers hadden geïnvesteerd in windmolens en watermolens. Overstappen op stoom was duus

Rond 1800 nog geen steenkool beschikbaar.
Pas in 1900 steenkolenmijnen in Limburg

Tot 1860 weinig spoorwegen. Aanvoer steenkool uit BE was daarom duur

Weinig vraag naar producten ivm hoge belastingen

Slide 10 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
A
Grote economische verschillen
Koning Willem 1 had plannen
België en Nederland kunnen elkaar goed aanvullen
Landbouw
Handel
Industrie
1830

Slide 11 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
B
Industrie in Nederland
Leerdoel:
  • Je kunt uitleggen wanneer en waardoor de industrialisatie in Nederland op gang kwam
Begrippen:
  • Infrastructuur
  • Afzetgebied
Infrastructuur
  • Aanleg kanalen
  • Aanleg spoorwegen (1839 Amsterdam-Haarlem)

1830:
  • Eerste textielfabrieken in Twente
Veel huisnijverheid
Lage lonen

Slide 12 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
B
Industrie in Nederland
Oorzaken groei industrialisatie
Regering investeerde meer in de infrastructuur


Door winst Nederlands-Indië kon de belasting omlaag en groeide de vraag naar nieuwe producten

De kolonie was een belangrijk afzetgebied voor katoenen stoffen


Slide 13 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
C
Ondernemers en arbeiders
Leerdoel:
  • Je kunt de arbeidsomstandigheden en woonomstandigheden van ondernemers en arbeiders in de 19e eeuw beschrijven
Begrippen:
  • Arbeidsomstandigheden
  • Arbeidsdeling
  • Verstedelijking
Ondernemers
Arbeiders
Fabriekseigenaar
Grote huizen
Rand van de stad
Werken in de fabriek
Grootste groep
Slechte omstandigheden

Slide 14 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
C
Ondernemers en arbeiders
Arbeidsomstandigheden
Lage lonen
Vrouwen en kinderen waren goedkoopste

14 uur per dag, 6 dagen per week

Werk was slecht voor de gezondheid
Daarnaast was het ook zeer onveilig

Door arbeidsdeling was het werk eentonig

Je was afhankelijk van de fabriekseigenaar

Er waren geen wetten die je beschermde





Slide 15 - Tekstslide

§2.1
De industriële revolutie
BASIS
C
Ondernemers en arbeiders
Woonomstandigheden
Op loopafstand van de fabriek

Zo ontstonden steden: verstedelijking

Donkere kleine woningen, dicht op elkaar

Dag en nacht rook van de fabriek

Geen stromend water

Geen riolering

Slechte hygiëne

Slide 16 - Tekstslide

IETS NIEUWS LEREN

Slide 17 - Tekstslide

§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
A
Samen sterk
Leerdoel:
  • Je kunt uitleggen waarom arbeiders weinig macht hadden en hoe zij toch hun positie probeerden te verbeteren.
Begrippen:
  • liberalen
  • vakbonden
  • algemeen kiesrecht
B
Nieuwe wetten
Leerdoel:
  • Je kunt door welke nieuwe wetten de situatie van de arbeiders eind 19e eeuw sterk verbeterde.
C
Een modern land
Leerdoel:
  • Je kunt een aantal kenmerken noemen van het moderne Nederland rond 1920
 
  • socialisten
  • confessionelen

Slide 18 - Tekstslide

§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
A
Samen sterk
Leerdoel:
  • Je kunt uitleggen waarom arbeiders weinig macht hadden en hoe zij toch hun positie probeerden te verbeteren.
1860:

Alleen rijke mannen die een bepaalde hoeveelheid belasting betaalden, die mochten stemmen.

Arbeiders dus niet!!

Begrippen:
  • liberalen
  • vakbonden
  • algemeen kiesrecht
 
  • socialisten
  • confessionelen

Slide 19 - Tekstslide

§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
A
Samen sterk
1860:

Parlement zijn liberalen: zoveel mogelijk vrijheid voor burgers en bedrijven. 
  • Niet te veel wetten en regels rondom arbeidsomstandigheden


Slide 20 - Tekstslide

§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
A
Samen sterk
  • Arbeiders willen hun leefomstandigheden verbeteren:
  • minimum loon
  • 8-urige werkdag

  • Oprichting vakbonden: organiseren demonstraties en stakingen.

  • Elke beroepsgroep eigen vakbond, rond 1900 gaan deze vakbonden samenwerken

  • Probleem: het lukt vakbonden niet om de problemen op te lossen.

  • Wat lost de problemen dan wel op?
    Algemeen kiesrecht!

Slide 21 - Tekstslide

§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
A
Samen sterk
Algemeen kiesrecht
Arbeiders stemmen op mensen die arbeiders willen helpen
Deze mensen kunnen in het parlement komen
Nieuwe wetten om arbeiders te beschermen

Slide 22 - Tekstslide

§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
A
Samen sterk
Maar op wie moeten ze dan stemmen? 

Socialisten: Overheid moet regels maken om geld en bezit eerlijker te verdelen. 

Confessionelen: katholieken en protestanten. 
Wilden het leven van arbeiders verbeteren en voorkomen dat ze op socialisten zouden stemmen

Slide 23 - Tekstslide

Liberalen
Socialisten
Confessionelen
Doel: algemeen kiesrecht
Katholieken
Protestanten
Arbeiders
Niet bemoeien met bedrijven
Gelovigen

Slide 24 - Sleepvraag

§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
B
Nieuwe wetten
Leerdoel:
  • Je kunt uitleggen door welke nieuwe wetten de situatie van de arbeiders eind 19e eeuw sterk verbeterde.
Liberalen zien noodzaak om omstandigheden arbeiders te veranderen:
  • Arbeiders lukten het niet zelf om verandering in te zetten
  • Bang voor rellen of grote opstanden
  • Bang voor macht arbeiders (vakbonden, politieke partijen)

Slide 25 - Tekstslide

§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
B
Nieuwe wetten
1874: Kinderwetje van Van Houten: kinderen onder 12 jaar mogen niet in een fabriek werken

1889: Arbeidswet: verbod op lange dagen, gevaarlijk werk, nachtwerk voor vrouwen en kinderen 

1901: Leerplichtwet: Kinderen moeten van 6 tot 12 jaar naar school

1919: Nieuwe arbeidswet: maximaal 8 uur per dag, 45 uur per week

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
B
Nieuwe wetten
Arbeiders wilden nog 1 ding: algemeen kiesrecht.

1917: Mannen vanaf 25 jaar mogen stemmen
1919: Vrouwen vanaf 25 jaar mogen stemmen

Slide 28 - Tekstslide

§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
C
Een modern land
Leerdoel:
  • Je kunt een aantal kenmerken noemen van het moderne Nederland rond 1920
Economische groei:
  • Nieuwe uitvindingen op gebied van elektronica, bewerking van olie en chemische stoffen ➜ nieuwe bedrijven die auto's, gloeilampen, radio's, benzine en kunstmest maken
  • Vanaf 1920: grote groei haven Rotterdam ➜ Doorvoerhaven naar Duitse Ruhrgebied

Slide 29 - Tekstslide

§2.2
Arbeiders eisen meer rechten
BASIS
C
Een modern land
Bevolking, transport en communicatie:
  • Door betere voeding, hygiene en ziekenzorg stijgt bevolking tot 8 miljoen in 1930
  • Aantal mensen in de industrie groeit door, net als verstedelijking
  • 1890: groot netwerk aan spoorwegen en kanalen
  • 1900: eerste auto's
  • 1920: veel mensen een radio in huis
  • 1924: eerste vliegtuig naar Nederlands-Indië

Crisis en oorlog
  • 1929: internationale crisis
  • Handel nam enorm af
  • 1940: Tweede Wereldoorlog

Slide 30 - Tekstslide

timer
1:00
Klassikaal: blz 61 opdracht 5
"Ik begrijp het al"
"Herhaling is fijn"
Vind het lastig
Zelfstandig maken:
Opdracht 1 t/m 15
Bekijk nogmaals de instructie in LessonUp
Zelfstandig maken:
Opdracht 1 t/m 15
§2.7
Opdracht 1 t/m 4
Kom bij meneer Harmsen zitten voor verlengde instructie
Met Harmsen maken:
5, 10, 14, 15
De rest van de opdrachten.
Daarna: 
§2.1afmaken
§2.7
Opdracht 1 t/m 4

Slide 31 - Tekstslide

HEB JE HET GESNAPT?

Slide 32 - Tekstslide

...uitleggen waarom arbeiders weinig macht hadden
en hoe zij toch hun positie probeerden te verbeteren

...uitleggen door welke nieuwe wetten de situatie van de arbeiders
eind 19e eeuw sterk verbeterde

...kan je een aantal kenmerken noemen
van het moderne Nederland 
rond 1920

...de begrippen liberalen, vakbonden, algemeen kiesrecht,
socialisten en confessionelen uitleggen
AAN HET EINDE VAN DE LES KAN JE...

Slide 33 - Tekstslide


Liberalen

Slide 34 - Open vraag


Socialisten

Slide 35 - Open vraag


Confessionelen

Slide 36 - Open vraag


Geef je inzet tijdens deze les een cijfer
110

Slide 37 - Poll