Hfdst 2: Symboliek

Hfdst 2: Symboliek
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstbeschouwingSecundair onderwijs

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Hfdst 2: Symboliek

Slide 1 - Tekstslide

1. Symbolen

Slide 2 - Tekstslide

Wat zie je?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Hoe oud was Bailly toen hij dit maakte?
A
Oud
B
Jong
C
Hoe moet ik dit weten?

Slide 5 - Quizvraag

Is dit een zelfportret? Zoja, hoe zie je dit?

Slide 6 - Open vraag

De schilderstok 
 Zo’n stok wordt vaak gebruikt door olieverfschilders die het fijnschilderen beoefenen.  De schilder drukt de stok tegen het schilderij en laat zijn hand of pols ertegenaan rusten. Zo kan hij beter zijn hand stilhouden
om fijne details te schilderen zonder de natte verf aan te raken.
Een schildersstok is gemaakt van licht materiaal en heeft bovenaan een zacht bolletje, dat tegen de verf aan kan liggen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Wat zie je nog op het schilderij?

Slide 9 - Woordweb

De luitspeler van Frans Hals

Slide 10 - Tekstslide

Er zit ook een vanitas stilleven in. Wat is dit?

Slide 11 - Open vraag

Vanitas stilleven 
= ijdelheid en leegheid 

Te herkennen aan: 
- uitgedroogde of uitgebloeide bloemen, uitgedoofde kaarsen (symboliseren het feit dat uiteindelijk iedereen sterft);
- verwelkende bloemen en rottend fruit (symboliseren het verval en de veroudering);
- muziekinstrumenten, zoals de luit (symboliseren de vluchtigheid van muziek en ook hetleven);
- rook, horloges en zandlopers (symboliseren de kortheid van het leven);
- zeepbellen en omgevallen glazen (symboliseren de ijdelheid en zinloosheid van het
leven).

Slide 12 - Tekstslide

Welke elementen zie je op dit zelfportret die kunnen verwijzen naar een Vanitas stilleven?

Slide 13 - Open vraag

Hoe maak je portret van een koppel dat rijkdom uitstraalt.

Slide 14 - Open vraag

2. Iconografie en iconologie
Iconografie = studie van het onderwerp van kunstwerken 
Iconologie = de oorsprong en de evolutie van bepaalde symbolen. 

Slide 15 - Tekstslide

Iconen
Iconen = afbeeldingen van Christus, Maria of heiligen geschilderd op een houten paneel. Ze behoren tot de oosterse-orthodoxe en oosters-katholieke godsdiensten. De vervaardiging van een icoon wordt binnen die kerken als een religieuze handeling beschouwd. 
Er worden enkel natuurlijke materialen gebruikt: hout, krijt, hars, tempera en eventueel bladgoud. Ook iconen die vandaag worden geschilderd worden met tempura geschilderd. 

Slide 16 - Tekstslide

Icoon als term
= gaat over afbeeldingen van Maria of Christus waaraan een spirituele betekenis wordt toegekend en die aan strenge regels voldoen. 
Ook de uitvoering van de werken moet aan vaste regels voldoen. 

Slide 17 - Tekstslide

Davide Ghirlandaio, Selvaggio Sasetti ca 1487

Slide 18 - Tekstslide

Fragment van de Moeder Gods Vladimirskaja, Byzantijnse icoon, 12de eeuw

Slide 19 - Tekstslide

3. Methode van Panofsky

Slide 20 - Tekstslide

Erwin Panofsky
Symbolen kennen een lange traditie en kregen in de loop van de tijd verschillende betekenissen. Het is dus niet altijd gemakkelijk om ze te ontmaskeren 
Duits-Amerikaanse kunsthistoricus Panofsky was een van de grondleggers van de iconografie en iconologie. Hij ontwikkelde een theorie om een beeld correct te benaderen en te interpreteren. 

Slide 21 - Tekstslide

Panofsky's methode 

Slide 22 - Tekstslide

1. Primair niveau 
We nemen eerst vormen, kleuren en lijnen waar = het primaire niveau of het natuurlijke onderwerp. 
Mensen herkennen mensen, huizen, dieren enzovoort = figuratief werk 
Zijn er geen objecten of figuren te herkennen = abstracte kunst

Slide 23 - Tekstslide

2. Secundair niveau
= de betekenis van de vormen te achterhalen. 
Om het onderwerp te begrijpen, hebben de toeschouwers literaire kennis nodig waarmee ze verhalen, figuren en allegorieën kunnen identificeren. 
iconografische analyse = de identificatie van zulke figuren, verhalen en allegorieën noemt Panofsky

Slide 24 - Tekstslide

3. Intrinsieke betekenis
Meest complexe niveau 
de betekenis of inhoud van een kunstwerk wordt pas duidelijk wanneer de toeschouwers kennis hebben van de literatuur in brede zin. 
In het beste geval hebben de toeschouwers kennis van de literatuur, van de periodes, klassen en culturele, religieuze en politieke invloeden.

Op dit niveau is er sprake van iconologie. 

Slide 25 - Tekstslide

Oefeningen 
Maak oefening 5 en 6 op 31, 32, 33

Slide 26 - Tekstslide