5.6 Onderzoeksvraag en hypothese

Terugblik
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Terugblik

Slide 1 - Tekstslide

Verplaats de onderdelen naar de juiste plek in de afbeelding
Zenuwen
Hersenen
Ruggenmerg

Slide 2 - Sleepvraag

geur 
ruiken 
neus 
licht 
smaak 
aanraking
geluid 
voelen
zien
horen 
proeven
huid 
tong 
oog
oor 

Slide 3 - Sleepvraag

hoe heten de volgende onderdelen van het oog?
Netvlies
Pupil
Lens

Slide 4 - Sleepvraag

Gedrag kun je onderverdelen in kleine stukjes, hoe noem je een 'stukje' gedrag?
A
Een actie
B
Een handeling
C
Een ethogram
D
Baltsgedrag

Slide 5 - Quizvraag

Wat is gedrag?
A
Alles wat mensen doen
B
Alles wat dieren doen
C
Alles wat een mens en dier doet
D
Alles wat planten, dieren en mensen doen

Slide 6 - Quizvraag

Water drinken is gedrag.
Is dit aangeboren gedrag?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Hieronder staan voorbeelden van gedrag. 
Is er sprake van aangeboren  of  aangeleerd gedrag? 
aangeboren gedrag
 aangeleerd gedrag
Een baby zuigt melk bij de moeder.
Een hond zwemt.
Een kat gebruikt een kattenluikje om naar binnen en naar buiten te gaan.
Een kat rent achter een muis aan.
Een meisje speelt gitaar.
Een papegaai zegt "hallo".

Slide 8 - Sleepvraag

Als gedrag ontstaat door te leren is dat aangeboren gedrag
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Harde oogvlies
Netvlies
Vaatvlies

Vangt lichtprikkels op
beschermt alles wat binnenin het oog zit
Hierin zitten de bloedvaatjes die stoffen vervoeren die het oog nodig heeft

Slide 10 - Sleepvraag

Sleep de prikkels naar de juiste zintuigen
Sleep de naam van de zintuigcel naar de juiste zintuig
Geluid
Warmte
Smaakstof
Kou
Geurstof
Licht
Aanraking
Druk
Gehoorzintuig
Reukzintuig
Tastzintuig
Drukzintuig
Smaakzintuig
Gezichtszintuig
Koude zintuig
Warmte zintuig

Slide 11 - Sleepvraag

Onderdelen van de huid
Kiemlaag
Lederhuid
Talgklier
Spiertje
Zweetklier

Slide 12 - Sleepvraag

Hoe lopen de trillingen door het oor?
A
Gehoorgang - gehoorbeentjes - trommelvlies - slakkenhuis
B
Gehoorgang - trommelvlies - slakkenhuis - gehoorbeentjes
C
Gehoorgang - trommelvlies - gehoorbeentjes - slakkenhuis
D
Gehoorgang - slakkenhuis - gehoorbeentjes - trommelvlies

Slide 13 - Quizvraag

Welk onderdeel zorgt ervoor dat de druk buiten je oor en binnen in je oor even groot is?
A
Trommelvlies
B
Slakkenhuis
C
Buis van Eustachius
D
Gehoorgang

Slide 14 - Quizvraag

Zet het onderdeel van je oor bij het juiste nummer:
3
4
10
2
7
11
oorschelp
trommelvlies
slakkenhuis
gehoorbeentjes
gehoorzenuw
gehoorgang

Slide 15 - Sleepvraag

warm
koud
rode huid
bleke huid
nauwe bloedvaatjes
wijde bloedvaatjes
zweet
rillen
haartjes  rechtop
haartjes  liggen

Slide 16 - Sleepvraag

Wat is (een voorbeeld van) waarnemen?
A
Het merken wat er in je omgeving gebeurt.
B
Het naar de klas gaan als je de bel hoort.
C
Het communiceren met ander organismen.

Slide 17 - Quizvraag

Leerdoelen
5.5.9 Je kunt beschrijven hoe een bewuste reactie ontstaat.
5.5.10 Je kunt beschrijven wat gedrag is.
5.5.11 Je kunt benoemen waardoor gedrag wordt bepaald.











Slide 18 - Tekstslide

Onderzoeksvraag
Elk onderzoek begint met een vraag. De onderzoeksvraag is de vraag die je gaat beantwoorden met je onderzoek. De onderzoeksvraag moet passen bij het werkplan. Met de resultaten van het onderzoek kun je de onderzoeksvraag beantwoorden.
Een voorbeeld van een onderzoeksvraag is:
Waar liggen de tastzintuigen dichter bij elkaar: in de wijsvinger of in de onderarm?

Slide 19 - Tekstslide

Hypothese
Voor je een onderzoek gaat doen, schrijf je op wat je denkt. De hypothese is jouw voorlopige antwoord op de onderzoeksvraag.
Een voorbeeld van een hypothese is:
Ik denk dat de tastzintuigen in de wijsvinger dichter bij elkaar liggen.
Met behulp van de resultaten van het onderzoek beantwoord je de onderzoeksvraag. Jouw antwoord op de onderzoeksvraag is de conclusie van het onderzoek. Je weet dan of je hypothese juist was.

Slide 20 - Tekstslide

Onthoud
12 Je kunt een onderzoeksvraag kiezen.
• Onderzoeksvraag: wat ga je onderzoeken?
– De onderzoeksvraag past bij het werkplan.
– Het antwoord op de onderzoeksvraag is je conclusie.
13 Je kunt een hypothese kiezen.
• Hypothese: wat denk je?
– De hypothese is jouw voorlopige antwoord op de onderzoeksvraag.
– Na het onderzoek weet je of je hypothese juist was.

Slide 21 - Tekstslide

Aan het werk! Biologie
Wat? 5.6 Onderzoeksvraag en hypothese - opdrachten 1 t/m 3
Waar? 1A: in het boek. blz. 101 t/m 103
1B:  In Magister.me in de studiewijzer mens en natuur. 
Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Test Jezelf!

timer
1:00

Slide 22 - Tekstslide