oefenen theorie H 10 Brand

Brand
hoofdstuk 10
 

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeveiligingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Brand
hoofdstuk 10
 

Slide 1 - Tekstslide

In een ontruimingsplan staat beschreven
A
Hoe een gebouw ontruimd moet worden
B
Wanneer een gebouw betreden mag worden
C
Hoeveel tijd een ontruiming maximaal in beslag mag nemen
D
Wie achter mogen blijven bij een ontruiming

Slide 2 - Quizvraag

Wat doet u als eerste als u een brand achter een deur vermoedt
A
De deur onmiddellijk openen
B
De deur koelen met water
C
De deurprocedure uitvoeren
D
De handbrandmelder indrukken

Slide 3 - Quizvraag

Brandklasse A
Brandklasse B
Brandklasse F
Brandklasse C
Brandklasse D
Vaste stoffen
Brandbare vloeistoffen
Brandbare gassen
Brandbare vetten
Brandbare metalen

Slide 4 - Sleepvraag

Welke giftige stof komt bij iedere brand vrij?
A
Stikstof
B
Chloorgas
C
Koolmonoxide
D
Kooldioxide

Slide 5 - Quizvraag

Een nooduitgang moet altijd geopend kunnen worden:
A
Vanuit zowel de binnen-als de buitenzijde
B
Alleen vanuit de binnenzijde
C
Alleen vanuit de buitenzijde
D
Met de BHV sleutel

Slide 6 - Quizvraag

Wie heeft de algehele leiding bij een ontruiming?
A
Een persoon aangewezen door de directie
B
Een BHV-er
C
Een afdelingschef die als eerste ontruimd wordt
D
de directie

Slide 7 - Quizvraag

Waarvoor gebruikt u een blusdeken?
A
Het blussen van een gasbrand
B
Het inwikkelen van in brand staande personen
C
Om het slachtoffer te beschermen tegen onderkoeling
D
Voor het blussen van een metaalbrand

Slide 8 - Quizvraag

Vluchtwegen, nooduitgangen en uitgangen worden aangegeven door?
A
Noodverlichting
B
Nachtnoodverlichting
C
Transparantverlichting
D
LED-verlichting

Slide 9 - Quizvraag

Welk blusmiddel mag u zeker niet gebruiken bij brand in een elektriciteitskast?
A
Poeder
B
Sproeischuim
C
Water
D
Co2

Slide 10 - Quizvraag

Welke drie basisfactoren zijn nodig voor het ontstaan van brand?
A
Zuurstof, brandstof en menging
B
Zuurstof, brandstof en katalysator
C
Zuurstof, katalysator en menging
D
Zuurstof, Brandbare stof en ontbrandingstemperatuur

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het basisprincipe van brandbestrijding?
A
Het gesloten houden van deuren en ramen
B
Het weghalen van een van de zijden van de branddriehoek
C
Het juiste blusmiddel gebruiken
D
De brandweer bellen

Slide 12 - Quizvraag

Wat wordt verstaan onder een Klasse C-brand?
A
Een gasbrand
B
Een vloeistofbrand
C
Een vaste stoffenbrand
D
Een metaalbrand

Slide 13 - Quizvraag

Wat doet u als u een signaal van de "slow-whoop" hoort?
A
Ontruimen volgens procedure
B
112 bellen
C
Verzamelen
D
het interne alarmnummer bellen

Slide 14 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de liftkooi als de schakelaar op de stand brandweer wordt gezet?
A
Gaat naar de benedenverdieping
B
Gaat naar de bovenste verdieping
C
Niks
D
Gaat naar de hoofdstopplaats

Slide 15 - Quizvraag

Welke eigenschappen heeft koolmonoxide (CO)?
A
Niet te ruiken en zichtbaar
B
Niet te ruiken en onzichtbaar
C
Goed te ruiken, maar onzichtbaar
D
Goed te ruiken en zichtbaar

Slide 16 - Quizvraag

Welke functie heeft een panieksluiting?
A
Deze zorgt ervoor dat deuren automatisch opengaan
B
Door lichte druk van binnenuit de deur te openen
C
Deze zorgt ervoor dat bij brand deuren automatisch open gaan
D
Deze zorgt ervoor dat de deuren automatisch sluiten

Slide 17 - Quizvraag

Als BHV-er neemt u een zogenaamde "voorpostfunctie"in. Wat wordt hiermee bedoeld?
A
Dat u bij elk incident als eerste ter plaatse bent
B
Dat u altijd in staat bent op te treden
C
De tijd overbruggen tot de professionele hulpverlener er is
D
Dat u de brandweer opwacht bij de opvangplaats

Slide 18 - Quizvraag

U staat voor een deur. De scharnieren zijn zichtbaar. Waar draait deze deur naar toe?
A
Van u af
B
Naar binnen
C
Naar u toe
D
Naar buiten

Slide 19 - Quizvraag

Volgens de Arbeidsomstandighedenwet is de werkgever verplicht om ervoor te zorgen dat:
A
Er altijd een Ploegleider aanwezig is die de BHV-ers leidt
B
Er BHV-ers zijn als er wordt gewerkt
C
Er tenminste 1 BHV-er aanwezig is per afdeling
D
De BHV-ers een portofoon hebben

Slide 20 - Quizvraag