weer of klimaat herhaling voor PTA

lesdoelen
Na de les ken je het verschil tussen weer en klimaat uitleggen
Na de les kun je beschrijven welke weerelementen belangrijk zijn
Na de les kun je aan de hand van de klimaatfactoren uitleg geven over weer en klimaat in gebieden
Aan de hand van het klimaat kun je een voorspelling doen op de toekomst van de aarde
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

lesdoelen
Na de les ken je het verschil tussen weer en klimaat uitleggen
Na de les kun je beschrijven welke weerelementen belangrijk zijn
Na de les kun je aan de hand van de klimaatfactoren uitleg geven over weer en klimaat in gebieden
Aan de hand van het klimaat kun je een voorspelling doen op de toekomst van de aarde

Slide 1 - Tekstslide

Weer of klimaat?
Klimaat is het weer gemeten over een lange periode van 30 jaar
het weer is wat we nu zien buiten 

Slide 2 - Tekstslide

Welke van de onderstaande antwoorden behoort niet tot weerelementen.
A
Neerslag
B
Temperatuur
C
Wind
D
Verstedelijking

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

klimaatfactoren
5 klimaatfactoren
Breedteligging
Hoogteligging
Gesteldheid van het aardoppervlakte 
Afstand tot zee
Aanvoer van warmte, koude of vochtigheid van andere delen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat zag je op de vorige afbeelding zullen we dit vaker meemaken?

Slide 7 - Woordweb

lesdoelen
Je weet dat de aarde schuin staat richting de zon
Je weet waarom wij seizoenen hebben op de aarde
je kunt isothermen lezen vanuit een bron
je kunt dankzij de zonsinvalshoek uitleggen waarom het kouder is op de noordpool en warmen is op de evenaar.

Slide 8 - Tekstslide

Wat zou er gebeuren met de seizoenen als de aarde recht stond t.o.v. de zon?

Slide 9 - Open vraag

Op welk deel is het warmer
A
Nummer 1
B
Nummer 2

Slide 10 - Quizvraag

Op welk deel valt de zon loodrecht naar beneden?
A
Nummer 1
B
Nummer 2

Slide 11 - Quizvraag

Hoge breedte
Lage breedte
korte afstand tot de zon
Lage zonnestand
Kleine schaduw
Groot oppervlak verwarmen

Slide 12 - Sleepvraag


Hoe                          de breedtegraad, hoe  


Hoe                          op de berg, hoe



Kleiner
Kouder
Hoger
Warmer

Slide 13 - Sleepvraag


Wat is de algemene regel die hoort bij de hoogteligging?
hoe..... hoe... (+ hoeveel graden celsius?)
A
hoger, kouder. 0,6 graden per kilometer
B
hoger, kouder. 6 graden per kilometer
C
hoger, warmer. 0,6 graden per kilometer
D
hoger, warmer, 6 graden per kilometer

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

0

Slide 17 - Video

Slide 18 - Link

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Korte kringloop
Neerslag valt meteen weer terug in de zee.
Lange kringloop
Neerslag valt op het land en komt via een omweg ( rivieren en grondwater) weer terug in de zee.
Waterkringloop
De voortdurende verplaatsing van water over de aarde.

De hoeveelheid water op aarde verandert niet!!! 

Slide 21 - Tekstslide

De waterkringloop
verdamping oppervlaktewater
Verdamping plantengroei
Infiltratie
Vloeibaar naar gasvormig
Gasvormig naar vloeibaar
Opgeslagen in de vorm van ijs
Motor van de kringloop van het water

Slide 22 - Tekstslide

1.4 De zon als motor: Neerslag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Hoe ontstaat neerslag?
  • water verdampt
  • Warme lucht met waterdamp stijgt op en koelt af.
  • Warme lucht kan meer waterdamp bevatten dan koude lucht.
  • Lucht die afkoelt raakt verzadigd. Waterdamp condenseert tot water in kleine druppeltjes (wolken).
  • Als de druppeltjes te groot worden kunnen ze niet meer blijven zweven maar vallen door de zwaartekracht naar beneden: NEERSLAG

Slide 25 - Tekstslide

Wet van Buys Ballot
De wet van Buys Ballot:
1. Wind waait van een hogedrukgebied (maximum) naar een lagedrukgebied (minimum).
2. Door de draaiing van de aarde krijgt de wind een afwijking. Op het noordelijk halfrond naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Teken zelf de waterkringoop en zet de volgende begrippen opde juiste plek
Waterkringloop:
1 = ..verdampen..
2 = ..condenseren..
3 = ..neerslag..
4 = ..afstromen..
5 = ..infiltreren..
6 = ..bevriezen..
7 = ..smelten..

Slide 28 - Tekstslide

4 Bekijk bron 3.
Welke beschrijving hoort bij het weer in Nederland op 11 april 2007?
A Het was bewolkt en droog.
B Het was bewolkt en regenachtig.
C Het was onbewolkt en droog.
D Het was onbewolkt en regenachtig.
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Klimaten in Spanje
5 klimaten => Zie kaartje!
  1. Zeeklimaat (groen)
  2. Middellandse Zeeklimaat (geel)
  3. Landklimaat (oranje)
  4. Hooggebergteklimaat (blauw)
  5. Steppeklimaat (oranje)

Slide 34 - Tekstslide

Zeeklimaat noorden van Spanje: temperatuur hoger door lagere breedteligging. Hele jaar neerslag door aanlandige wind.
Middellandse Zeeklimaat aan de Spaanse "Costa's", Het is warm in de zomer en zacht in de winter. Neerslag valt in de winter. Je vindt hier veel massatoerisme. In de winter veel ouderen die overwinteren.
Landklimaat in het binnenland: hete, droge zomer en koude winter.
Hooggebergte klimaat in de bergen: Pyreneeen. Er zijn grote temperatuurverschillen op korte afstand.
Rond de stad Almeria is het heel droog: Steppeklimaat. Het regent er dus veel te weinig. Droogte is hier een groot probleem

Slide 35 - Tekstslide

Waarom is het in Spanje warmer dan in Nederland?
  1. Breedteligging is lager dus de invalshoek van de zon is groter (kijk nog eens in hoofdstuk 1).
  2. Azoren-hogedrukgebied (dalende lucht, wolken lossen op) zorgt voor hete en droge zomers in grote delen van Spanje. Zie kaartje voor de ligging van dit hogedrukgebied.





Slide 36 - Tekstslide

Neerslag in Spanje
-noordwesten: veel neerslag
-zuidoosten: weinig neerslag


. Kleuren kaart:
-> hoe donkerder blauw, 
   hoe meer mm neerslag er valt.
-> Hoe donkerder geel,
    hoe minder neerslag er valt
Het binnenland van Spanje ligt in de regenschaduw: het is hier erg droog. Het binnenland is omringd door gebergten, hier komt bijna geen neerslag.

Slide 37 - Tekstslide

Soorten neerslag ->
  1. Stuwingsregen -> lucht moet opstijgen tegen gebergte.
  2. Stijginsregen -> warme lucht stijgt op en koelt meteen weer af, het gaat regenen.
  3. Frontale neerslag -> botsing warme en koude lucht.

Slide 38 - Tekstslide

Kaart Reliëf Spanje
Pyreneeën: hooggebergte tussen Frankrijk en Spanje. Je kunt hier zelfs skiën in de winter!
Sierra Nevada: gebergte in het zuiden van Spanje. Hoogte = 3478m en hierdoor kun je ook hier skiën in de winter! Sierra Nevada betekent dan ook "besneeuwde bergketen".
Cantabrisch Gebergte-> noordwesten van Spanje. Hier valt veel stuwingsneerslag, vandaar dat dit deel van Spanje ook wel het 'groene Spanje' wordt genoemd.

Slide 39 - Tekstslide

Stuwingsregen -> bij gebergten
Loefzijde = kant waar het regent
Aanlandige wind moet opstijgen tegen het gebergte. De lucht koelt hierdoor af (hoe hoger hoe kouder!) en het gaat regenen.
Lijzijde = regenschaduw = droge kant van het gebergte.
Lijzijde: de lucht daalt aan de andere kant van de berg en de wolken lossen weer op. Aan deze kant valt er dus niet of nauwelijks neerslag.

Slide 40 - Tekstslide

Stijgingsregen
Warme lucht stijgt op -> koelt af -> condensatie -> het regent.
Dit soort neerslag komt in het warme binnenland van Spanje voor. Omdat het zo warm is, verdampt de neerslag snel...

Slide 41 - Tekstslide

Frontale neerslag
Warme en koude lucht botsen tegen elkaar -> koude lucht is zwaar en de warme lucht is gedwongen op te stijgen. Als warme lucht opstijgt, koelt hij af. Hierdoor ontstaan er wolken en gaat het regenen.
Frontale regen komt veel veel in Nederland. Wij liggen aan zee en  hebben geen bergen. Wel komt de wind bijna altijd uit het zuidwesten.
Een front = plek waar warme en koude lucht elkaar tegenkomen.

Slide 42 - Tekstslide

Waterproblemen in Spanje
  1. Teveel neerslag
  2. Te weinig neerslag
  3. Hoge verdamping

Slide 43 - Tekstslide

Hoe onstaan deze problemen?
  • De neerslag is ongelijk over het land verdeeld.
  • Hoge neerslagintensiteit -> dit is de hoeveelheid neerslag die in 1 regenbui valt.
  • Hoge neerslagintensiteit = kans op overstroming
  • Hoge verdamping -> nuttige neerslag is laag
  • Nuttige neerslag is laag => neerslag _ verdamping
  • Lage nuttige neerslag wil dus zeggen dat er weinig neerslag overblijft dat je kunt gebruiken omdat het meeste al verdampt is.


Slide 44 - Tekstslide

Oplossingen?
  • Stuwdammen 
  • Aanvoer water via kanalen en pijpleidingen



Foto: stuwdam in de Pyreneeën

Slide 45 - Tekstslide