Met een argument legt iemand uit waarom hij een bepaalde mening heeft. Argumenten zijn vaak te herkennen aan signaalwoorden: Want, omdat, daarom en namelijk.
Ik vind een Bitterbal de lekkerste snack, want de korst is zo krokant.
Ik vind Nederlands het allerleukste vak, daarom maak ik altijd mijn huiswerk.
Zij denkt dat pizza mijn lievelingseten is. Dat klopt niet, dat is namelijk broccoli