les 6

Telefoons
Kauwgom in de prullenbak
Huiswerk deze les
 Maken de 
Rekenopdrachten
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Telefoons
Kauwgom in de prullenbak
Huiswerk deze les
 Maken de 
Rekenopdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk deze les
 Maken de 
         Rekenopdrachten
Telefoons
Kauwgom in de prullenbak
voeten op de grond

Slide 2 - Tekstslide




  • H
  • we kijken gezamelijk het huiswerk na
  • we beginnen aan het laatste hoofdstuk van het boek
Deze les

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 1
Eigen antwoord, waar zou jij het geld aan uitgeven?
- Aan maatregelen die de klimaatverandering helpen verminderen?
- Aan het verbeteren van de sportvoorzieningen in Nederland?
- Aan betere gezondheidszorg voor ouderen?
- of toch aan iets anders???



Slide 4 - Tekstslide

1     

2     


3 a  
   b  

4          
 



€ 7,40 × 159.000 = € 1.176.600,-

€ 45 – € 32,50 = € 12,50 subsidie
€ 12,50 ÷ € 45 × 100% = 27,8%

€ 2.399 + € 1.700 = € 4.099
€ 2.399 ÷ € 4.099 × 100% = 58,5%

(€ 9,1 miljard – € 8,9 miljard) ÷ € 8,9 miljard 
        × 100% = 2,2%
 
€ 0,4418 × 0,75 = € 0,33



Slide 5 - Tekstslide

5     


6 a

   b       

7          
 



€ 44,18 ÷ 100 = € 0,4418 per liter
€ 0,4418 × 0,75 = € 0,33

150 ÷ 25 × € 0,79 = € 4,74 accijns per week.
€ 4,74 × 52 = € 246,48 per jaar.
3.750 ÷ 15 × € 0,50 = € 125,- accijns per maand.
€ 125 × 12 = € 1.500,- per jaar.

€ 12.400.000.000 ÷ 17.200.000 = € 721,- 



Slide 6 - Tekstslide

8 a     b


9

          
10      
 



€ 1.203,43 – € 850 = € 353,43
€ 1.635,60 – € 1.340 = € 295, 60
€ 295, 60 ÷ € 1.635,60 × 100% = 18,1%

17,9 ÷ 100 × € 2.350 = 0,179 × € 2.350 = 
€ 420,65 per maand
€ 420,65 × 12 = € 5.047,80 per jaar

75 ÷ 100 × € 2.680 = 0,75 × € 2.680 = € 2.010,-
70 ÷ 100 × € 2.680 = 0,7 × € 2.680 = € 1.876,-




1
2

Slide 7 - Tekstslide

11     

12 a
     b

          

          
 



€ 221,49 + € 268,95 + € 316,41 = € 806,85
€ 806,85 × 4 = € 3.227,40 per jaar

15÷100 × 178.000 = 0,15 × 178.000 = € 26.700,- 
Winst:      € 275.000,- 15% over € 245.000,-  
15÷100 × 245.000 = 0,15 × 245.000 = € 36.750,-
25% over € 30.000,- 25÷100 × 30.000 = 
0,25 × € 25.000 = € 7.500,- 
Totale vennootschapsbelasting: (36.750+7.500) =
€ 44.250,- 




Slide 8 - Tekstslide

13a
    b     
14a
    
    b

          

          
 



€ 51,-
€ 116 × 3 = € 348,-

Tarief benzine: € 43,- Tarief diesel: € 92,-
(€ 92 - € 43) ÷ € 43 × 100% = 114% hoger.
Beide auto’s rijden op benzine. Yi betaalt voor haar 
nieuwe auto € 75,- per maand. Dat is 384÷12 = 
€ 32,- per maand meer dan bij haar oude auto. 
Voor haar oude auto betaalde ze 75 – 32 = € 43,- motorrijtuigenbelasting per maand. 
Dit bedrag hoort bij de gewichtsklasse 1051-1150 kg.
 





Slide 9 - Tekstslide

15a
    

   b     
   c
   d
   e
          

          
 



Overheidsinkomsten: € 304,7 miljard
Overheidsuitgaven:    € 295,0 miljard
Er is een begrotingsoverschot van € 9,7 miljard
25 ÷ 100 × € 304,7 miljard = € 76.175.000.000,-
€ 59,6 miljard ÷ € 304,7 miljard × 100% = 19,6%
27,5 ÷ 100 × 295 miljard = € 81.125.000.000,-
72 ÷ 100 × 81.125.000.000  = € 58.410.000.000,-(€ 39,1 miljard – € 38,5 miljard) ÷ € 38,5 miljard × 100 = 1,6%






Slide 10 - Tekstslide

16a
    
   b  
   c
   d

   
          

          
 



(€ 394 miljard – € 416 miljard) ÷ € 416 miljard × 100 = -5,3%, dus 5,3% gedaald.
2,1 ÷ 100 × € 394 miljard = € 8.274.000.000,-
€ 350 × 60 × 60 × 24 = € 30.240.000,-
Daling staatsschuld per jaar: 365 × € 30.240.000 = € 11.037.600.000
€ 394.000.000.000 ÷ € 11.037.600.000 = 35,7 dus 36 jaar







Slide 11 - Tekstslide

H8: Over de grens

§8.1 Waarom de grens over?

Slide 12 - Tekstslide

Wat leer je vandaag?
  • Waarom Nederland producten importeert
  • Waarom Nederland producten exporteert 
  • Hoe je de omvang van de internationale handel bepaalt 
  • Hoe je bepaalt of internationale handel belangrijk is voor een land

Slide 13 - Tekstslide

Export en Import
EXPORT
IMPORT

Slide 14 - Tekstslide

Import redenen
  • Ons klimaat is niet geschikt voor bepaalde landbouwproducten
  •  Bepaalde grondstoffen komen hier niet voor
  • Buitenlandse producten zijn goedkoper
  • Nederlandse consumenten willen een ruimere keuze aan producten.

Slide 15 - Tekstslide

Export
Export (uitvoer) = het verkopen van producten of diensten aan het buitenland.

Door export moet er meer geproduceerd worden en daardoor zijn er ook meer banen.


Slide 16 - Tekstslide

wederuitvoer
Nederland voert ook producten in die vervolgens doorverkocht worden aan het buitenland, dit heet doorvoerhandel of wederuitvoer.
opgave 2, 3, 6

Slide 17 - Tekstslide

In- en uitvoerwaarde

Slide 18 - Tekstslide

Situatie van de balans
Hogere invoerwaarde dan uitvoerwaarde
Hogere uitvoerwaarde dan invoerwaarde
Handelsoverschot
Handelstekort
Handelstekort
opgave 7, 8

Slide 19 - Tekstslide

Open economie
Nederland heeft een open economie. Dat wil zeggen dat er veel handel is met andere landen.  Bij een gesloten economie (bijvoorbeeld Cuba) is dit niet het geval. 

Of Nederland naar verhouding veel met het buitenland handelt kun je meten m.b.v. de export- en importquote. 

Slide 20 - Tekstslide

Nationaal inkomen


Het nationaal inkomen zijn alle inkomens van de inwoners van ons land bij elkaar opgeteld.



Nationaal inkomen

Slide 21 - Tekstslide

Hoeveel % komt er binnen/gaat er weg?
Exportquote
  • deel van het nationaal inkomen dat we verdienen met de export. (exportwaarde : nationaal inkomen x 100)

Importquote
  • deel van het nationaal inkomen dat we uitgeven aan de import. (importwaarde : nationaal inkomen x 100)
 

Slide 22 - Tekstslide

Bereken de exportquote van IJsland en Nederland

Slide 23 - Tekstslide

Reflectie
  • import 
  • export 
  • wederuitvoer
  • import en uitvoer quote
  • import en uitvoerwaarde
  • open economie
  • betalingsbalans

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk volgende les 
Doornemen
   paragraaf 8.1
Maken 
     de opdrachten 
     van deze paragraaf
(m.u.v. 1, 4 en 5

Slide 25 - Tekstslide

Invoerrechten zijn
A
een belasting
B
een subsidie

Slide 26 - Quizvraag

Betaal je invoerrechten als je online een computer in de VS koopt
A
Je betaalt wel invoerrechten
B
je betaalt geen invoerrechten

Slide 27 - Quizvraag

Betaal je invoerrechten als je kleding bij een bedrijf in Italië koopt?
A
Je betaalt wel invoerrechten
B
Je betaalt geen invoerrechten

Slide 28 - Quizvraag

Vrijhandel is handel van goederen
A
zonder belemmeringen
B
zonder vervoerdkosten
C
met invoerrechten
D
met subsidie

Slide 29 - Quizvraag

Als wij iets verkopen naar het buitenland noem je dat:
A
Importeren
B
Exporteren
C
internationale handel
D
verkopen

Slide 30 - Quizvraag

Internationale handel is:
A
importeren
B
exporteren
C
doorvoeren
D
alle onder a, b en c genoemde dingen

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de betalingsbalans?
A
Het overschot aan producten dat een land verkoopt
B
Een overzicht van de waarde van internationale transacties van een land
C
Het tekort aan producten dat een land koopt
D
Een balans van een bedrijf met betalingen

Slide 32 - Quizvraag

Wat is geen vorm van internationale handel?
A
Nederland verkoopt aan China.
B
Duitsland koopt van Nederland.
C
Brussel koopt van Londen.
D
Amsterdam verkoopt aan Eindhoven.

Slide 33 - Quizvraag

Waarom is er eigenlijk internationale handel?
A
Omdat vervoer meestal niet duur is
B
Omdat landen allemaal hetzelfde maken
C
Vanwege de prijs-kwaliteits verschillen in landen
D
Omdat bedrijven in meerdere landen actief willen zijn

Slide 34 - Quizvraag

Niet alle Europese landen zijn lid van de Europese Unie.
Welk land is geen lid?
A
Cyprus
B
Litouwen
C
Slovenië
D
Zwitserland

Slide 35 - Quizvraag

Nederland heeft een ... op de betalingsbalans
A
Overschot
B
Tekort

Slide 36 - Quizvraag

Hoe stromen goederen en geld bij import en export?
import
export
goederen


geld
geld van Nederland naar het buitenland
geld naar Nederland vanuit het buitenland

Slide 37 - Sleepvraag

Sleep de onderstaande beweringen in de blauwe vakjes naar de juiste rode vakjes. Zorg ervoor dat je de letter altijd in het vakje plaatst! 
JUIST
ONJUIST
Invoerrecht is een ander woord voor importbelasting
Als Nederland invoerrechten heft, worden producten van buiten de EU goedkoper

Slide 38 - Sleepvraag

Welk woord past 'binnen' of 'buiten' de EU?
Binnen de EU
Buiten de EU
Vrijhandel
Protectie

Slide 39 - Sleepvraag