oefentoets H1+2 woordraadstrategie en figuurlijk taalgebruik

Oefenvragen 
figuurlijk taalgebruik en woordenlijsten H3-4
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefenvragen 
figuurlijk taalgebruik en woordenlijsten H3-4

Slide 1 - Tekstslide

Uitleg: letterlijk - figuurlijk taalgebruik
  • Letterlijk taalgebruik
    - je zegt/schrijft precies wat je bedoelt
    voorbeeld: Ik ben verliefd

  • Figuurlijk taalgebruik
    - je zegt/schrijft iets wat je niet letterlijk bedoelt
    voorbeeld: Ik heb vlinders in de buik >>>>>>>>

Slide 2 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen

Slide 3 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.

Slide 4 - Tekstslide

Start de test!
Weet jij het onderscheid te maken tussen letterlijk en figuurlijk?
 
  • Let op! Sommige vragen gaan op tijd.

Slide 5 - Tekstslide

Met figuurlijk taalgebruik bedoel je precies wat er staat.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven

Slide 7 - Quizvraag

Hij vat de koe bij de hoorns.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 8 - Quizvraag

De tandarts zei dat ik goed had gepoetst.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 9 - Quizvraag

Wat een hondeweer!
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 10 - Quizvraag

Hij staat met z'n mond vol tanden
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 11 - Quizvraag

Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 12 - Quizvraag

Je kunt me de boom in!
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 13 - Quizvraag

De meester struikelde over zijn veter.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 14 - Quizvraag

De aap klimt in de boom.
A
Figuurlijk
B
Letterlijk

Slide 15 - Quizvraag

De tandarts voelde Mark aan zijn tand.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 16 - Quizvraag

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 17 - Quizvraag

Onder de boom lag een dode mus.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 18 - Quizvraag

Ik heb vanmorgen op het station twee uur in de kou gestaan.

A
Figuurlijk
B
Letterlijk

Slide 19 - Quizvraag

Letterlijk iets bedoelen =
A
Iets wat je als grap zegt
B
Is iets wat je precies bedoeld.
C
Iets wat je niet meent
D
Als je liegt

Slide 20 - Quizvraag

Figuurlijk iets bedoelen=
A
Niet de waarheid spreken
B
Iets precies bedoelen zoals je het zegt
C
Iets niet letterlijk bedoelen
D
Iets als een grap bedoelen

Slide 21 - Quizvraag

Herhaling begrijpend lezen

Uitdrukkingen
en oefeningen 
uit de woordenlijst 

Slide 22 - Tekstslide

een manier waarop de iets laat zien/uitwerking
betekent:
A
toestand
B
versie

Slide 23 - Quizvraag

binnen de perken blijven
betekent:
A
niet op het gras lopen
B
niet overdrijven

Slide 24 - Quizvraag

de optie
betekent:
A
mogelijkheid
B
gebruiker

Slide 25 - Quizvraag

Iemand uit de tent lokken
betekent:
A
met iemand gaan kamperen
B
met iemand grote ophef maken
C
iemand overhalen iets te doen of te zeggen
D
ergens last van krijgen

Slide 26 - Quizvraag

iedere gek heeft zijn gebrek
betekent:
A
Iedereen liegt wel
B
er is met iedereen wel wat
C
iemand zegt de waarheid
D
Dom zijn

Slide 27 - Quizvraag

ongeacht
betekent:
A
Goed opletten
B
zonder te letten op
C
een goede daad
D
opgebracht

Slide 28 - Quizvraag


boycotten betekent:
A
een jongen
B
demonstreren
C
iets kopen
D
iets niet meer kopen

Slide 29 - Quizvraag


diversiteit betekent:
A
hetzelfde zijn
B
verschillend mogen zijn
C
even goed zijn
D
hoopvol zijn

Slide 30 - Quizvraag

Nog niet droog achter de oren zijn betekent:

A
nog niet volwassen zijn
B
je niet goed afdrogen
C
snel klagen
D
iets niet begrijpen

Slide 31 - Quizvraag

Iemand inspireren
betekent:

A
iemand op goede gedachten/ideeën brengen
B
Op iemand vallen
C
Bijzonder zijn
D
Geweldig zijn

Slide 32 - Quizvraag

fenomenale
betekent:

A
vrouwelijk
B
gewoon
C
verschillend
D
buitengewoon/geweldig

Slide 33 - Quizvraag

alle gekheid op een stokje:

Slide 34 - Open vraag

Met je neus in de boter vallen

Slide 35 - Open vraag

Wat is de betekenis van: de consument

Slide 36 - Open vraag

Kijk de hele lijst nog goed door!

Slide 37 - Tekstslide