Taalgereedschap Brons - les 3 - mv

Taalgereedschap brons
spelling/grammatica


meewerkend voorwerp
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Taalgereedschap brons
spelling/grammatica


meewerkend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide



Lezen


Slide 2 - Tekstslide

Planner
Maandag 18 september  - inprentwoorden kolom c en d
                                                    - Learnbeat 1.3 A + B

Slide 3 - Tekstslide



Oefendictee

Slide 4 - Tekstslide

Antwoorden
1. onmiddellijk
2. sperzieboon
3. achttien
4. portemonnee
5. interessant



6. liniaal
7. Hij zei: "Jij bent lief."
8. excuses
9. gezamenlijk
10. nauwelijks

Slide 5 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen
Dit is handig om te kunnen, omdat:

- je taalvaardiger wordt;
- je beter zinnen kunt formuleren en daardoor betere teksten kunt schrijven;
- je beter in een vreemde taal zinnen kunt schrijven;
- het onder algemene basiskennis valt.

Slide 6 - Tekstslide

Volgens de coach zouden sommige voetballers beter kunnen gaan turnen.
werkwoordelijk gezegde =
A
Volgens de coach
B
zouden gaan
C
zouden kunnen gaan turnen
D
sommige voetballers

Slide 7 - Quizvraag

Volgens de coach zouden sommige voetballers beter kunnen gaan turnen.
onderwerp =
A
Volgens de coach
B
zouden gaan
C
zouden kunnen gaan turnen
D
sommige voetballers

Slide 8 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp
Stel de vraag:
Aan wie / voor wie + gezegde + ow + lv

Mijn oma - geeft - een bos bloemen - aan mama.
Aan wie geeft mijn oma een bos bloemen? --> aan mama
mv = aan mama

Slide 9 - Tekstslide

Ik zal jou binnenkort mijn leesboek geven.
mv =
A
Ik
B
zal geven
C
jou
D
mijn leesboek

Slide 10 - Quizvraag

Bedenk een zin met een meewerkend voorwerp.

Slide 11 - Open vraag

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Heb je t/m mv ontleed? De zinsdelen die dan nog overblijven noemen we de bijwoordelijke bepaling.
waar? (plaatsbepaling)
wanneer? (tijdsbepaling)
Hoe?
Waarom?
Waarmee?

Slide 12 - Tekstslide

Piet stond gisteren op het schoolplein te dansen.
Pv = stond
wg = stond te dansen
Ond = Piet
Lv = -
Mv = -
Bwb = gisteren, op het schoolplein
Leg aan jouw schoudermaatje uit hoe ik deze zin heb ontleed.

Slide 13 - Tekstslide

Mijn vriend zit 's avonds spelletjes op de Playstation te spelen.
bwb =
A
Mijn vriend
B
zit te spelen
C
's avonds
D
op de Playstation

Slide 14 - Quizvraag

Over een paar dagen hebben we voorjaarsvakantie.
bwb =

Slide 15 - Open vraag