In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Behoeften: welke twee soorten zijn er? Benoem van elk soort een voorbeeld
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Fietsenmaker: diensten en tastbare producten Meer antwoorden goed!!
A
Servicebeurt = dienst
B
remblokjes = tastbaar product
C
voorrijkosten = dienst
D
bij fietsenmaker alleen tastbare producten
Slide 6 - Quizvraag
Goederen: gebruiksgoederen en verbruiksgoederen. Jouw verse broodje uit de kantine is een gebruiksgoed
A
Tuurlijk
B
uh....nee!
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Bedragen noteren
€ 2
€ 2,00
€ 2,-
Bedragen altijd met twee decimalen:
€ 2,50 (goed!) --> € 2,5 (niet goed)
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Zelfvoorziening: vind ik leuk, bespaart geld of ik consumeer minder
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quizvraag
Gemiddelde = het totaal : het aantal Je koopt 3 zakken drop: een zakje muntdrop van € 3,00 en twee zakjes winegums van € 1,50 elk. Wat is de gemiddelde prijs per zakje?
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Tekstslide
Behoeften verschillen door: (meerdere antwoorden)
A
leeftijd
B
geslacht
C
hoeveel ik te besteden heb: budget
D
andere smaak
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
A
Ideële reclame
B
commerciële reclame
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Je koopt een nieuw horloge van € 100,00. Je bent er zuinig op, maar het werkt niet goed. Welk recht heb je?