par. 1.1 Wat wil je kopen?

Welkom bij economie

Boek + pen + rekenmachine
Tas van tafel 
timer
3:00
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij economie

Boek + pen + rekenmachine
Tas van tafel 
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Regels
-Spullen op tafel 
-Tijdens de instructie stil 
-Hand opsteken 

-Huiswerk in orde
-plezier

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan wij doen?
-Instructie over paragraaf 1.1 
- Zelfstandig werken 
- Opdrachten bespreken 
- Instructie over getallen/geld noteren
- zelfstandig werken 
- Afsluiten met een quiz

Slide 3 - Tekstslide

H1.1 Wat wil je kopen?
- Verschil tussen basis en overige behoeften 
- Je weet dat goederen en diensten de behoeftes vervullen
- Verschil tussen consumeren en zelfvoorziening
- verbruiksgoederen en gebruiksgoederen 
- Getallen juist afronden 
- Je weet hoe je geldbedragen correct noteert  
- verbruiksgoederen en gebruiksgoederen 

Slide 4 - Tekstslide

Behoeftes
Wat zijn behoeftes?

- Basisbehoeften
- Overige behoeften

Slide 5 - Tekstslide

Goederen en diensten
Je wilt in je behoeften kunnen voorzien:

- Goederen
- Diensten

Is het tastbaar?

Slide 6 - Tekstslide

Iets kopen of zelf maken?
Als je goederen of diensten koopt heet dit consumeren.

Als je zelf iets maakt om in je behoeften te voorzien heet dit zelfvoorziening.


Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag 
Opdrachten 1 t/m 14
Blz 8 t/m 11

Opdrachten bespreken

timer
8:00

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen 
- Verbruiksgoederen en gebruiksgoederen 
- Je weet hoe je geldbedragen correct noteert
- Getallen juist afronden

Slide 11 - Tekstslide

Gebruiken of verbruiken 

Verbruiksgoederen= deze goederen maak je op 

gebruiksgoederen= deze goederen gaan langer mee EN je gebruikt het vaker

Slide 12 - Tekstslide

5.000,10
- Euroteken 
-punt staat voor duizendtallen miljoenen etc
-Komma staat voor centen 
(er volgen nu 3 vragen)

Slide 13 - Tekstslide

€70,000.20
A
juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

€74.000.000,50
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

€39922
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Rekenmachine

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Aan de slag 
Je mag nu verder werken aan de opdrachten van par. 1.1

5 minuten voor de les een quiz 

Slide 19 - Tekstslide

noteer dit bedrag economisch correct op: 2.51

Slide 20 - Open vraag

Welk bedrag is economisch correct?
A
€66,99,81.09
B
€6,500,10
C
7.000,12
D
€6.500,10

Slide 21 - Quizvraag

Mijn eigen groenten kweken
A
Consumeren
B
Goederen
C
Zelfvoorziening

Slide 22 - Quizvraag

Bij de jumbo scant de kassière mijn boodschappen. Welk begrip hoort bij de kassiere?
A
Goederen
B
Zelfvoorziening
C
Basisbehoefte
D
Dienst

Slide 23 - Quizvraag

Leerdoelen
- Verschil tussen basis en overige behoeften
- Je weet dat goederen en diensten de behoeftes vervullen
- Verschil tussen consumeren en zelfvoorziening
- Getallen juist afronden
- Je weet hoe je geldbedragen correct noteert
- Je weet het verschil tussen verbruiksgoederen en gebruiksgoederen 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide