Poezie en perspectief

Wat doen we vandaag? 
  • Wie kent de woordjes? 
  • Herhaling stof vorige week 
  • leerdoelen week 50 
  • interactieve instructie leerdoelen week 50 
  • eindopdracht bespreken 
  • zelfstandig aan de slag 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat doen we vandaag? 
  • Wie kent de woordjes? 
  • Herhaling stof vorige week 
  • leerdoelen week 50 
  • interactieve instructie leerdoelen week 50 
  • eindopdracht bespreken 
  • zelfstandig aan de slag 

Slide 1 - Tekstslide

wat betekent 'rolmodel'
A
iemand die bepaalt welke rol iemand in de groep heeft
B
iemand die een voorbeeld is
C
iemand die tot zijn 25e als model heeft gewerkt en nu rollen speelt in films

Slide 2 - Quizvraag

wat betekent 'tegendraads'
A
wat ingaat tegen wat normaal gevonden wordt
B
wat vaak fout gaat
C
wat altijd met de stroom meegaat

Slide 3 - Quizvraag

Maak een zin met het woord 'tegendraads'. Aan de zin moet ik kunnen zien dat je weet wat het woord betekent.

Slide 4 - Open vraag

Herhaling stof vorige week
- rijmschema's 
- soorten rijm
- beeldspraak 

Slide 5 - Tekstslide

Welk rijmschema heeft dit gedicht?
A
gepaard rijm
B
omarmend rijm
C
gekruist rijm
D
gebroken rijm

Slide 6 - Quizvraag

Welk rijmschema heeft dit gedicht?
A
gepaard rijm
B
omarmend rijm
C
gekruist rijm
D
gebroken rijm

Slide 7 - Quizvraag

Welke vorm van beeldspraak herken je in onderstaande zin:
Tijdens de herfststorm stoeiden de bladeren met de wind.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 8 - Quizvraag

Welke vorm van beeldspraak herken je in onderstaande zin:
Die stratenmaker heeft een paar handen als kolenschoppen
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 9 - Quizvraag

Welke vorm van beeldspraak herken je in onderstaande zin:
Die stratenmaker heeft een paar handen als kolenschoppen.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 10 - Quizvraag

Leg uit wat het begrip assonantie betekent. Je mag ook een voorbeeld geven.

Slide 11 - Open vraag

Leerdoelen week 50
- Je weet welke vertelperspectieven er zijn.

- Je kan verschillende vertelperspectieven in poëzie herkennen en toepassen. 

Slide 12 - Tekstslide

vertelperspectieven 
Het kan van belang zijn te weten bij wie (op een bepaald moment) het perspectief ligt om de gebeurtenissen op de juiste waarde te schatten. Als hetzelfde verhaal wordt verteld door verschillende mensen, levert dat steeds een andere versie van hetzelfde verhaal op. De gebeurtenissen blijven over het algemeen hetzelfde, maar de manier waarop ze beschreven worden, is afhankelijk van wie ze vertelt of uit wiens perspectief ze verteld worden.

Slide 13 - Tekstslide

vertelperspectieven 

Slide 14 - Tekstslide

vertelperspectieven 

Slide 15 - Tekstslide

vertelperspectieven 

Slide 16 - Tekstslide

eindopdracht 
  • Je levert uiterlijk 19 december de eindopdracht in. 
  • Dit is één van de gedichten die je hebt geschreven óf een heel nieuw gedicht, uitgewerkt tot poster of filmpje.
  • Je mag de poster digitaal en op papier maken. 
  • In de studiewijzer vind je het beoordelingsmodel voor de poëzieopdracht. 

Slide 17 - Tekstslide

Wat ga je nu doen? 
- Ga naar de Padlet 
- Maak de opdracht perspectiefgedicht OF reactiegedicht 
- Maak de opdracht portretgedicht OF vormgedicht 
- Deadline: vrijdag 15 december 

Slide 18 - Tekstslide