Poezie, rijm en beeldspraak

Wat doen we vandaag?
  • Het gedicht 'lichamelijke oefening' lezen
  • Herhaling leerdoelen vorige week 
  • Gedichten van jullie bekijken 
  • Interactieve instructie leerdoelen 
  • prijsuitreiking beste sinterklaasgedicht
  • Poëtisch aan de slag met de opdrachten van deze week  
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat doen we vandaag?
  • Het gedicht 'lichamelijke oefening' lezen
  • Herhaling leerdoelen vorige week 
  • Gedichten van jullie bekijken 
  • Interactieve instructie leerdoelen 
  • prijsuitreiking beste sinterklaasgedicht
  • Poëtisch aan de slag met de opdrachten van deze week  

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen vorige week 
  • Je kunt uitleggen wat een strofe is en deze herkennen en gebruiken in gedichten.
  • Je kunt uitleggen wat een versregel is en deze gebruiken in gedichten.
  • Je kunt uitleggen wat de begrippen 'emotie' en 'rede' betekenen als het om poëzie gaat. 

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling leerdoelen vorige week 
  • Wat voor gevoel roept dit gedicht bij je op? 
  • Uit hoeveel strofes bestaat dit gedicht? 
  • Uit hoeveel versregels bestaat dit gedicht? 

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling leerdoelen vorige week 
  • Wat voor gevoel roept dit gedicht bij je op?
  • Welke boodschap wil de dichter op jou overbrengen?  
  • Uit hoeveel strofes bestaat dit gedicht? 
  • Uit hoeveel versregels bestaat dit gedicht? 

Slide 4 - Tekstslide

Gedichten van jullie 
Geld
Koopt gemak,
Maar niet geluk
je ouders helpen je
werken

Bos
Stil, diep
Takken kraken zacht
Sporen in de sneeuw
geheimen

Slide 5 - Tekstslide

Gedichten van jullie 
Knal, draai,
roepen, schreeuwen,
“Geef dat terug!”
Tikken, stommelen,
zucht, voetstappen snel,
gezeur, geklaag,
deur slaat dicht
stilte... even.

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen week 51 
  • Je weet welke verschillende typen rijm en rijmschema’s er zijn.
  • Je kan alliteratie, assonantie en eindrijm herkennen en toepassen. Je kan gepaard, gekruist, omarmend, gebroken en verspringend rijm herkennen en toepassen.
  • Je weet wat beeldspraak is en je kent drie verschillende varianten.
  • Je kan de vergelijking, de metafoor en de personificatie herkennen en toepassen. 
Wat heb je hieraan in het leven? 

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen week 51 - wat heb je eraan? 
  • Creatief schrijven zorgt voor:

  • meer empathisch vermogen;
  • beter kunnen lezen;
  • creatiever denken;
  • een geweldig sinterklaasgedicht kunnen schrijven.

Slide 8 - Tekstslide

Vormen van rijm  
  • Eindrijm = laatste woorden rijmen

Sint zat eens te denken,
wat hij jou zou schenken. 

  • Alliteratie = beginletter van woorden komt overeen


Ben beter niet bedroefd of bedrukt,
dat doet de dagelijks dingen druilen.

Slide 9 - Tekstslide

Vormen van rijm  
  • Assonantie = dezelfde klank in woorden



Zij blijft lijden, en de tijd verstrijkt,
maar toch verglijdt het stil verwijt
dat zij zichzelf maakt niet.

Slide 10 - Tekstslide

Vormen van rijm  
  1. eindrijm -> denken, schenken 
  2. alliteratie -> liesje leerde lotje lopen 
  3. assonantie -> graag graaf ik gaten om mijn slechte daden in te begraven 

Slide 11 - Tekstslide

Welke vorm van rijm herken je in onderstaande dichtregels?

Hef het glas op onze band zo puur,
Op een vriendschap van onschatbare duur.
Moge de draden van ons samenzijn,
Altijd verstrengeld zijn, in vreugde en pijn.

Slide 12 - Open vraag

Welke vorm van rijm herken je in onderstaande regel uit de songtekst Uitzinnig van Froukje?

'Of ben ik leuker als ik serieus of mysterieuzer ben?'

Slide 13 - Open vraag

Een gedicht met eindrijm, alliteratie of assonantie leest fijner dan een gedicht waar dit niet in is verwerkt. Hoe komt dat volgens jou?

Slide 14 - Open vraag

Rijmschema's 
  • De manier waarop de rijmwoorden van het eindrijm ten opzichte van elkaar zijn gerangschikt, bepaalt het rijmschema van het gedicht.
  • Geef de eerste rijmklank de letter a, elke volgende rijmklank een volgende letter uit het alfabet (b, c, d enzovoort)
 
Veel voorkomende rijmschema’s zijn:
Gepaard rijm: aabbcc
Gekruist rijm: abab
Omarmend rijm: abba
Gebroken rijm: abac, abcb
Verspringend rijm: abcabc

Slide 15 - Tekstslide

Rijmschema's 
Dit rijmschema is een combinatie van gepaard en gekruist rijm. 

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het rijmschema van onderstaand gedicht?

'k Heb op dit blaadje zitten turen
van 's morgens vroeg tot 's avonds laat
Ik liep bij vrienden en buren
maar niemand gaf mij goede raad

Slide 17 - Open vraag

Wat is het rijmschema van onderstaand gedicht en hoe noem je zo'n rijmschema?

'k Heb op dit blaadje zitten turen
van 's morgens vroeg tot 's avonds laat
Ik liep bij vrienden en buren
maar niemand gaf mij goede raad

Slide 18 - Open vraag

Rijmschema's 
Dit rijmschema is een combinatie van gekruist en omarmend rijm. 
a
b
a
b

c
d
c
d

e
f
f
e
De dichteres van dit gedicht heeft bewust gekozen voor gekruist en omarmend. 
  • Waar gaat dit gedicht over
  • Waarom past deze vorm daarbij? 

Slide 19 - Tekstslide

Beeldspraak 
Beeldspraak = figuurlijk taalgebruik, je zegt iets met beelden

voorbeelden figuurlijk taalgebruik: 
  • Ik ging dood tijdens die hardlooptraining = het was heel zwaar 
  • Ik heb vlinders in mijn buik = ik voel kriebels van (bv.) verliefdheid
  • Ik heb mijn oog op die schoenen laten vallen = ik ben geïnteresseerd in die schoenen

Slide 20 - Tekstslide

Beeldspraak 
Je gebruikt de taal figuurlijk: je gebruikt een beeld, de woorden hebben een andere betekenis dan normaal

Voorbeelden. 
‘Daar staat een ezel.’ (Je ziet echt een ezel – letterlijk taalgebruik.)

‘Hij gedraagt zich als een ezel.’ (Hij doet iets doms – figuurlijk taalgebruik.)


Slide 21 - Tekstslide

Beeldspraak 
Wij behandelen drie vormen van beeldspraak die je moet herkennen en kunnen toepassen: 

  1. vergelijking 
  2. metafoor 
  3. personificatie 


Slide 22 - Tekstslide

Beeldspraak - vergelijking
Vergelijking: Je vergelijkt iets of iemand met iets anders

Met als: ‘Hij gedraagt zich als een ezel.’

Zonder als: ‘Hij is een ezel.’ (als kun je er wel bij denken…) 


Slide 23 - Tekstslide

Beeldspraak - metafoor
Je vergelijkt niet iemand of iets, alleen het beeld is overgebleven:
 
‘Wat een ezel.’

Ook uitdrukkingen en gezegden zijn vaak metaforen:
 ‘Ze staat met haar mond vol tanden.’



Slide 24 - Tekstslide

Beeldspraak - personificatie
Een abstract begrip/iets uit de natuur wordt als persoon voorgesteld, en kan dus dingen doen alsof het levend is.


  ‘Het gevaar loert overal.’
  ‘De bomen fluisteren zijn naam.’


Slide 25 - Tekstslide

Waarom maken dichters en singer/songwriters gebruik van beeldspraak in gedichten en songteksten?

Slide 26 - Open vraag

Van welke vorm van beeldspraak is sprake in onderstaande zin?

Voetbal is oorlog.

Slide 27 - Open vraag

Jouw moeder loopt jouw kamer in en zegt: 'Wat een zwijnenstal'

Welke vorm van beeldspraak gebruikt jouw moeder?

Slide 28 - Open vraag

Bedenk zelf een vergelijking, metafoor of personificatie.

Slide 29 - Open vraag

Opdrachten deze week 
We kijken samen naar de opdrachten die je in de Padlet kunt vinden. 

Je levert deze week dus twee opdrachten in via Magister:
een sonnet OF een afmaakgedicht
én
de analyse-opdracht OF de opdracht figuurlijk/letterlijk





Deadline: 
vrijdag 20 december 
let op: je moet deze opdrachten inleveren, anders wordt jouw eindopdracht niet nagekeken en krijg je een punt aftrek!

Slide 30 - Tekstslide