Kleding beschrijven (3-6)

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

¡Bienvenidos a la clase de español!

Hoy es........

¿Qué hacemos hoy?

1) ¿Qué hemos hecho?

2) Objetivo

3) Llevar

4) Describir ropa

5) Evaluación

Nuestro objetivo

Bestuderen d-toets. Onvoldoende? Dan d-toets opnieuw maken voor vrijdag 5 juni via LessonUp.

¿Qué hemos hecho?

Waar gebruiken we ook alweer het werkwoord "llevar" voor?

Llevar betekent "dragen". Met dit werkwoord kun je onder andere de kleding van personen beschrijven.

Hoe gebruiken we het werkwoord llevar 

ook alweer voor?

 

Pablo lleva una camiseta roja 

--> Pablo draagt een rood t-shirt.

Llevar betekent "dragen". Met dit werkwoord kun je onder andere de kleding van personen beschrijven.

Llevo un traje negro.

 --> Ik draag een zwart pak.

Nosotros  llevamos un jersey amarillo. 

--> Wij dragen een gele trui.

Wat is ook alweer de vervoeging van het werkwoord llevar?

(yo) llevo, (tú) llevas, (él..) lleva, (nosotros) llevamos, (vosotros) lleváis, (ellos..) llevan.

Vul de juiste vervoeging van "llevar" in:

Ricardo y tú_____(llevar) una corbata.

Vul de juiste vervoeging van "llevar" in:

Nélida y Penelope____(llevar) unas sandalias verdes.

Vul de juiste vervoeging van "llevar" in:

Tú____(llevar) unos vaqueros azules.

Welke woordenschat hebben we nodig om de kleding van iemand te beschrijven? 

¡Vamos a escuchar!

¿Qué? Ej. 5, pág 55 (LA)

¿Cómo? Escucha y rellena las palabras en tu lista de vocabulario 3.1.

¿Tiempo? 20 minutos.

¿Listo? Aprende las palabras 3.1

Sleep de Spaanse woorden naar de juiste kleuren.

amarillo

azul

negro

gris

rojo

verde

blanco

naranja

rosa

marrón

Vertaal:
"De groene trui."

Vertaal:
"Een rode t-shirt."

Vertaal:
"De bruine broek.

Decribe a estas personas.

Benoem de kleding die deze personen dragen. 

Maak de beschrijving in je schrift.

Gebruik woordenlijst 3.1

Klaar? Leer woorden 3.1

¿Tiempo libre?

¿Listo/a?

Estudiar palabras de tarea 3.1

¿Qué has aprendido hoy?

Ik begrijp de lesstof

1. onvoldoende
2. redelijk
3. voldoende
4. goed

Fin de la clase...

• ¿Preguntas?

• ¿Qué salió bien?

• ¿Qué salió mal? 

¿La próxima clase?

Leer woordenlijst 3.1 van je boekje "mi familia."

Bekijk het filmpje van de kleuren op blz. 34 van je boekje "mi familia." Leer daarna de woordenschat van de kleuren nog een keer. 

¿Qué tal la clase?