Leerdoelen:
• Je kan uitleggen hoe Engelse, Franse en Bourgondische vorsten machtiger werden.
• Je kan uitleggen hoe vorsten samenwerkten met de drie standen.
• Je kan uitleggen hoe Duitse koningen minder machtig bleven.
• Je kan 2 voordelen noemen voor koningen bij het verlenen van stadsrechten.
• Je kan uitleggen wat staatsvorming is.
• Je kan 2 voorbeelden noemen van staatsvorming.
• Je kan uitleggen wat centralisatie is.
• Je kan uitleggen wat een hofhouding is.
• Je kan uitleggen wat inspraak is.
• Je kan uitleggen hoe de 3-standen leer beïnvloed werd door de macht van de burgerij.
• Je weet hoe een vergadering van de drie standen werd genoemd in Engeland.
• Je weet hoe een vergadering van de drie standen werd genoemd in Frankrijk en de Nederlanden.
• Je kan uitleggen waarom de macht van de Duitse keizer niet heel groot was.
• Je kan uitleggen waaruit het kiessysteem bestond.
• Je weet uit hoeveel personen dit kiessysteem bestond en welke functie zij hadden.
• Je kan de oorzaak noemen van de investituurstrijd.
• Je kan uitleggen welk voordeel de koning had bij het aanstellen van bisschoppen in plaats van edelen.
• Je kan uitleggen hoe de investituurstrijd eindigde.