L'adjectif

BONJOUR !!!
RÉVISE: adjectif qualificatif 
Ofwel: het bijvoeglijk naamwoord
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR !!!
RÉVISE: adjectif qualificatif 
Ofwel: het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
Je geheugen opfrissen:

  • wat is een adjectif ?
  • hoe pas je het aan aan het zelfstandig naamwoord?
  • wat is de plaats in de zin?
  • en welke uitzonderingen zijn er ook al weer? 
  • Dan: oefenen!

Slide 2 - Tekstslide

Adjectif - bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt meer over een zelfstandig naamwoord
C'est une robe bleue.
Het komt ook vaak na een koppelwerkwoord (en dan vooral vaak na een vorm van het werkwoord 'zijn').
La robe est bleue

Slide 3 - Tekstslide

Het adjectif past zich aan
In het Frans verandert het bijvoeglijk naamwoord zodat het bij het zelfstandig naamwoord past (dat mannelijk, vrouwelijk en/of meervoud is). 

Le jean est bleu
La robe est bleue

Slide 4 - Tekstslide

BASIS = REGELMATIG

                                mannelijk                     vrouwelijk

enkelvoud                    -                                          e

meervoud                    -s                                      -es

MAAR: (1) als er al een e staat op het eind, komt er GEEN extra e achter: un jeune garçon - une jeune fille

MAAR: (2) als er al een s staat op het eind, komt er GEEN extra e achter: un éléphant gris - deux éléphants gris 




Slide 5 - Tekstslide

dus...
We nemen als voorbeeld GROEN = VERT

le sac vert                           -> mannelijk enkelvoud
la voiture verte                 -> vrouwelijk enkelvoud
les sacs verts                    -> mannelijk meervoud
les voitures vertes          -> vrouwelijk meervoud

Slide 6 - Tekstslide

er volgen twee slides met filmpjes over het adjectif. je kunt ze bekijken, je kunt er ook wat sneller doorheen gaan als je denkt dat je het al wel snapt. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Cherchez l'adjectif:
Zoek het bijvoeglijk naamwoord en leg uit (of in stilte in je hoofd, of hardop samen met je buurman/-vrouw) hoe het is aangepast aan het zelfstandig naamwoord. 
  1. Ma chambre est petite.
  2. Mon père est intelligent.
  3. Utrecht est une grande ville. 
  4. Le prof a les cheveux blonds.
  5. Tu as aussi les yeux bleus?

Slide 10 - Tekstslide

La fleur est ....
A
bleu
B
bleue

Slide 11 - Quizvraag

Le chat est ....
A
grand
B
grande

Slide 12 - Quizvraag

Les filles sont ...
A
joli
B
jolis
C
jolie
D
jolies

Slide 13 - Quizvraag

La robe est ...
A
rouge
B
rougee

Slide 14 - Quizvraag

ONREGELMATIG 
-ON WORDT -ONNE                           BON / BONNE
-EN WORDT -ENNE                             ITALIEN / ITALIENNE
-EUX WORDT -EUSE                          HEUREUX / HEUREUSE
-IF WORDT -IVE                                    SPORTIF / SPORTIVE
-ER WORDT -ÈRE                                 PREMIER / PREMIÈRE
Dit geldt voor alle woorden met deze letters op het einde!

Slide 15 - Tekstslide

NOG ONREGELMATIGER
M                                      V                             MMV                  VMV
beau (mooi)               -> belle                  -> beaux             -> belles
nouveau (nieuw)     -> nouvelle          -> nouveaux      -> nouvelles
long (lang)                  -> longue           -> longs.              -> longues
vieux (oud)                  -> vieille             -> vieux               -> vieilles

Slide 16 - Tekstslide

Nous habitons une (...) maison.
A
vieux
B
vieille
C
vieux
D
vieilles

Slide 17 - Quizvraag

Mes copines ne sont pas très (...)
A
sportif
B
sportive
C
sportifs
D
sportives

Slide 18 - Quizvraag

C'est une (...) idée!
A
bon
B
bonne
C
bons
D
bonnes

Slide 19 - Quizvraag

C'est une (...) histoire
A
long
B
longue
C
longs
D
longues

Slide 20 - Quizvraag

une fleur ....
A
blanc
B
blanche

Slide 21 - Quizvraag

le ... garçon
A
beau
B
belle

Slide 22 - Quizvraag

EN OEPS, NOG MEER
Er zijn meer uitzonderingen, die moet je steeds los leren bij nieuwe woorden. De bijzondere vorm staat dan in de vocalijst. 
Bijvoorbeeld: 
gentil - gentille                                     marron - marron!
blanc - blanche                                    fou - folle
doux - douce                                         gros - grosse

Slide 23 - Tekstslide

PLAATS VAN HET ADJECTIF
Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord ACHTER het zelfstandig naamwoord. 
C'est une personne gentille
Maar er zijn een aantal uitzonderingen die VOOR het zelfstandig naamwoord komen. 
C'est une haute montagne
Deze moet je uit je hoofd leren: 

Slide 24 - Tekstslide

Deze komen voor het zelfst. nw: 

beau
bon
joli

haut
long
petit 




jeune 
vieux
grand

nouveau 
mauvais
méchant

net als alle rangtelwoorden ( zoals  premier, troisième, dernier etc. 
 

Slide 25 - Tekstslide

Wat is goed?
A
C'est un problème difficile.
B
C'est un difficile problème.

Slide 26 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Nous avons une voiture nouvelle.
B
Nous avons une nouvelle voiture.

Slide 27 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Mon frère est un élève horrible.
B
Mon frère est un horrible élève.

Slide 28 - Quizvraag

Wat is goed?
A
C'est une journée longue.
B
C'est une longue journée.

Slide 29 - Quizvraag

Est-ce que ta mère est
A
brésilien
B
brésilienne
C
brésiliens
D
brésiliennes

Slide 30 - Quizvraag

Est-ce que tes parents sont
A
brésilien
B
brésilienne
C
brésiliens
D
brésiliennes

Slide 31 - Quizvraag

le hollandais n'est pas
A
ennuyeux
B
ennuyeuse

Slide 32 - Quizvraag

ervoor of erna ???
Regel: na zelfst. naamwoord
Maar ervoor:   bon - beau
    grand - gros- long - haut- jeune - joli- vieux - nouveau - petit-mauvais 
en alle rangtelwoorden ( premier troisième etc)

Slide 33 - Tekstslide

il est toujours très ...
A
négatif
B
négative
C
négatifs
D
négatives

Slide 34 - Quizvraag

elle est toujours très ...
A
négatif
B
négative
C
négatifs
D
négatives

Slide 35 - Quizvraag

op de volgende slide zie je een oefening. Vink het juiste antwoord aan. Boven de pagina zie je of je het goed hebt gedaan. Bonne chance! 

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link

Résumé
  • wat is een adjectif in het Nederlands?
  • waar zegt het adjectif iets over?
  • hoe vorm je een adjectif?
  • gaat dat altijd zo? 
  • waar staat het adjectif, ervoor of erna



Slide 38 - Tekstslide