L'adjectif

Bonjour!

 het bijvoeglijk naamwoord
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour!

 het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Le plan: Jeudi le 8 novembre 2023

1-  Expliquer la grammaire D:
2- Samenwerken (travailler à deux) extra opdrachten
3- Huiswerk (les devoirs): Faire ex 15+16 et réviser D

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen:


  • wat is een adjectif ?
  • hoe pas je het aan aan het zelfstandig naamwoord?
  • wat is de plaats in de zin?
  • en welke uitzonderingen zijn er ook al weer? 
  • Dan: oefenen!

Slide 3 - Tekstslide

Adjectif - bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt meer over een zelfstandig naamwoord
C'est une robe bleue.
Het komt ook vaak na een koppelwerkwoord (en dan vooral vaak na een vorm van het werkwoord 'zijn').
La robe est bleue

Slide 4 - Tekstslide

Het adjectif past zich aan
In het Frans verandert het bijvoeglijk naamwoord zodat het bij het zelfstandig naamwoord past (dat mannelijk, vrouwelijk en/of meervoud is). 

Le jean est bleu
La robe est bleue

Slide 5 - Tekstslide

BASIS = REGELMATIG

                                mannelijk                     vrouwelijk

enkelvoud                    -                                          e

meervoud                    -s                                      -es

MAAR: (1) als er al een e staat op het eind, komt er GEEN extra e achter: un jeune garçon - une jeune fille

MAAR: (2) als er al een s staat op het eind, komt er GEEN extra e achter: un éléphant gris - deux éléphants gris 




Slide 6 - Tekstslide

dus...
We nemen als voorbeeld GROEN = VERT

le sac vert                           -> mannelijk enkelvoud
la voiture verte                 -> vrouwelijk enkelvoud
les sacs verts                    -> mannelijk meervoud
les voitures vertes          -> vrouwelijk meervoud

Slide 7 - Tekstslide

Zoek het bijvoeglijk naamwoord:

Zoek het bijvoeglijk naamwoord en bedenk in je hoofd hoe het is aangepast aan het zelfstandig naamwoord. 
  1. Ma chambre est petite.
  2. Mon père est intelligent.
  3. Utrecht est une grande ville. 
  4. Le prof a les cheveux blonds.
  5. Tu as aussi les yeux bleus?

Slide 8 - Tekstslide

La fleur est ....
A
bleu
B
bleue
C
bleus
D
bleues

Slide 9 - Quizvraag

Le chat est ....
A
grand
B
grande

Slide 10 - Quizvraag

Les filles ( de meisjes) sont ...
A
joli
B
jolis
C
jolie
D
jolies

Slide 11 - Quizvraag

La robe est ...
A
rouge
B
rougee

Slide 12 - Quizvraag

ONREGELMATIG 
-ON WORDT -ONNE                           BON / BONNE
-EN WORDT -ENNE                             ITALIEN / ITALIENNE
-EUX WORDT -EUSE                          HEUREUX / HEUREUSE
-IF WORDT -IVE                                    SPORTIF / SPORTIVE
-ER WORDT -ÈRE                                 PREMIER / PREMIÈRE
Dit geldt voor alle woorden met deze letters op het einde!

Slide 13 - Tekstslide

NOG ONREGELMATIGER
M                                      V                             MMV                  VMV
beau (mooi)               -> belle                  -> beaux             -> belles
nouveau (nieuw)     -> nouvelle          -> nouveaux      -> nouvelles
long (lang)                  -> longue           -> longs.              -> longues
vieux (oud)                  -> vieille             -> vieux               -> vieilles

Slide 14 - Tekstslide

Nous habitons une (...) maison.
A
vieux
B
vieille
C
vieux
D
vieilles

Slide 15 - Quizvraag

Mes copines ne sont pas très (...)
A
sportif
B
sportive
C
sportifs
D
sportives

Slide 16 - Quizvraag

C'est une (...) idée!
A
bon
B
bonne
C
bons
D
bonnes

Slide 17 - Quizvraag

C'est une (...) histoire
A
long
B
longue
C
longs
D
longues

Slide 18 - Quizvraag

une fleur ....
A
blanc
B
blanche

Slide 19 - Quizvraag

le ... garçon
A
beau
B
belle

Slide 20 - Quizvraag

PLAATS VAN HET ADJECTIF
Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord ACHTER het zelfstandig naamwoord. 
C'est une personne gentille
Maar er zijn een aantal uitzonderingen die VOOR het zelfstandig naamwoord komen. 
C'est une haute montagne
Deze moet je uit je hoofd leren: 

Slide 21 - Tekstslide

Wat is goed?
A
C'est un problème difficile.
B
C'est un difficile problème.

Slide 22 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Nous avons une voiture nouvelle.
B
Nous avons une nouvelle voiture.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Mon frère est un élève horrible.
B
Mon frère est un horrible élève.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is goed?
A
C'est une journée longue.
B
C'est une longue journée.

Slide 25 - Quizvraag

ervoor of erna ???
Regel: na zelfst. naamwoord

Maar:   bon - grand- petit - premier-dernier-joli-jeune-vieux-nouveau-mauvais-long-beau
Gaan ervoor!


Slide 26 - Tekstslide

Afsluiten
1- zijn de lesdoelen gehaald?
2- wat heb je vandaag geleerd?
3- huiswerk: ex 16+17 et D leren

Slide 27 - Tekstslide

Au revoir tout le monde



et à bientôt!

Slide 28 - Tekstslide