Quiz vragen over H. 15 Materieel strafrecht algemeen
Quiz Hoofdstuk 15 Materieel strafrecht algemeen
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeveiligingMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Quiz Hoofdstuk 15 Materieel strafrecht algemeen
Slide 1 - Tekstslide
Is een verdachte strafbaar als hij alle bestanddelen van het strafbare feit "doodslag" voltooide?
A
Ja, hij is dan strafbaar als dader tenzij hij geen schuld had aan dit strafbare feit of als daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestond.
B
Ja, hij is dan strafbaar als dader en de rechter legt hem een straf op zoals de sanctie in de wettelijke strafbepaling dat aangeeft.
C
Ja, hij is dan strafbaar als dader en de rechter legt hem een straf op tot het strafmaximum zoals de sanctie in de wettelijke strafbepaling dat aangeeft.
Slide 2 - Quizvraag
Wie wordt/worden - behalve de pleger - gestraft als dader van een strafbaar feit?
A
de doen pleger, de medepleger en de uitlokker
B
alleen de medepleger
C
alleen de doen pleger en de medeplichtige
Slide 3 - Quizvraag
Een wettelijke strafbepaling bestaat in de regel uit de norm, een kwalificatie en altijd een sanctie. Wat houdt de norm in
A
De norm geeft een naam aan de delictsomschrijving.
B
De norm is de delictsomschrijving.
C
De norm geeft de straf aan die ten hoogste staat gesteld op het delict.
Slide 4 - Quizvraag
Henk rijdt in zijn auto, samen met Piet. Piet heeft geen rijbewijs en Henk weet dat. Henk vraagt aan Piet of hij een stukje in de auto wil rijden. Piet gaat vervolgens rijden.
Welke vormen van deelneming aan dit strafbare feit zijn op Henk en Piet van toepassing?
A
Henk is pleger en Piet is medeplichtige.
B
Henk is doen pleger en Piet is pleger.
C
Henk is uitlokker en Piet is pleger.
Slide 5 - Quizvraag
Iemand pleegt het misdrijf "moord".
Wie wordt in ieder geval (ook) als dader van dat misdrijf gestraft?
A
hij die de moordenaar opzettelijk behulpzaam was bij het plegen van dat strafbare feit
B
hij die door misbruik van gezag dat strafbare feit opzettelijk uitlokte
C
hij die op verzoek van de dader opzettelijk middelen verschafte tot het plegen van dat strafbare feit
Slide 6 - Quizvraag
Een bedrijfsdirecteur vraagt aan een van zijn werknemers om een hoeveelheid giftig afval illegaal te storten op een afgelegen plek; hij zegt zijn werknemer een flinke beloning toe. De werknemer voldoet aan het verzoek.
Welke vorm van deelneming aan dit strafbare feit is op de directeur van toepassing?
A
medeplegen
B
uitlokking
C
doen plegen
Slide 7 - Quizvraag
Kan iemand die een strafbaar feit NIET zelf pleegt, worden gestraft?
A
Ja, zelfs als dader als hij/zij een ander opzettelijk uitlokte om het strafbare feit te plegen.
B
Ja, zelfs als dader als hij/zij een ander behulpzaam was bij het plegen van het strafbare feit.
C
Nee, niemand kan worden gestraft voor een strafbaar feit dat hij/zij NIET zelf pleegde.
Slide 8 - Quizvraag
De rechter acht het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte alle bestanddelen van het ten laste gelegde strafbare feit heeft voltooid.
Is de verdachte daarmee ook strafbaar?
A
Ja, maar alleen als de verdachte het strafbare feit met opzet beging.
B
Nee, want het plegen van het strafbare feit was mogelijk NIET in strijd met het recht of de verdachte had mogelijk GEEN schuld aan het strafbare feit.
C
Ja, want het strafbare feit is voltooid en dan is een strafbaar feit altijd strafbaar.
Slide 9 - Quizvraag
Kees en Piet zien een fiets tegen een lantaarnpaal staan. Ze spreken af het slot van de fiets te kraken en de fiets te stelen. Kees breekt het slot open en Piet neemt de fiets mee.
Welke uitspraak is op Kees en Piet van toepassing?
A
Kees en Piet zijn beide plegers van de diefstal met verbreking.
B
Kees en Piet zijn beide medeplegers van de diefstal met verbreking.
C
Piet is de pleger van de diefstal met verbreking en Kees is daaraan medeplichtig.