Les 3.2 - Opfrissen II en dynamiek en overdosering - Farmablok 2 - 3e jaars
1 / 30
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Absorptie
Distributie
metabolisatie
excretie
Farmacokinetiek: hoe gaat medicatie door het lichaam (1 minuut)
Opname via darm of vaatstelsel en zo door de rest van het lichaam.
Verdeling in het lichaam (lever verdeelt de werkzame stof)
Omzetting door het lichaam (medicijn>metabolieten)
Uitscheiding (via nieren, longen, speeksel maag/darmstelsel, zweet en moedermelk).
Slide 14 - Sleepvraag
Waar of niet waar:
Bij druppelen in de ogen, heb je te maken met de biologische beschikbaarheid na het first-pass effect.
(toepassingsvraag)
Bij druppelen in de ogen, heb je te maken met de biologische beschikbaarheid na het first-pass effect.
(toepassingsvraag)
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Waar of niet waar:
Bij de inname van augmentindrank bij een infectie, heb je te maken met de biologische beschikbaarheid na het first-pass effect. (toepassingsvraag)
Bij de inname van augmentindrank bij een infectie, heb je te maken met de biologische beschikbaarheid na het first-pass effect. (toepassingsvraag)
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Wanneer medicatie is ingenomen, verspreid elk medicijn zich altijd egaal over alle weefsels in het lichaam, inclusief de hersenen.
Wanneer medicatie is ingenomen, verspreid elk medicijn zich altijd egaal over alle weefsels in het lichaam, inclusief de hersenen.
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Hier zie je een schema van toedieningsvormen van medicatie. Welke toedieningsvorm past bij de paarse lijn?
A
intramusculair
B
oraal
C
subcutaan
D
intraveneus
Slide 18 - Quizvraag
Hier zie je een schema van toedieningsvormen van medicatie. Welke toedieningsvorm past bij de rode lijn?
A
intramusculair
B
oraal
C
transdermaal
D
intraveneus
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Het middel Lariam.
Is dat een merknaam of een generieke naam?
Is dat een merknaam of een generieke naam?
A
merknaam
B
generieke naam
Slide 21 - Quizvraag
Lariam.
Tot welke medicatiegroep behoort Lariam.
(exacte woord uit FTK opschrijven, in
kleine letters, geen spatie) (1 minuut)
Tot welke medicatiegroep behoort Lariam.
(exacte woord uit FTK opschrijven, in
kleine letters, geen spatie) (1 minuut)
timer
1:00
Slide 22 - Open vraag
Lariam.
In welke toedieningsvorm is Larium verkrijgbaar?
(exacte woord uit FTK opschrijven,
in kleine letters) (1 minuut)
In welke toedieningsvorm is Larium verkrijgbaar?
(exacte woord uit FTK opschrijven,
in kleine letters) (1 minuut)
timer
1:00
Slide 23 - Open vraag
Lariam.
Noem 3 van de meest
voorkomende bijwerkingen
(2 minuten)
Noem 3 van de meest
voorkomende bijwerkingen
(2 minuten)
timer
2:00
Slide 24 - Open vraag
Lariam.
Kun je van Larium hartritmeproblemen krijgen?
Kun je van Larium hartritmeproblemen krijgen?
A
ja
B
nee
Slide 25 - Quizvraag
Lariam.
Mag je Larium gebruiken als je lever niet zo goed werkt?
Mag je Larium gebruiken als je lever niet zo goed werkt?
A
ja
B
nee
Slide 26 - Quizvraag
Lariam.
Hoeveel tijd na inname is de concentratie
in je bloed op zijn hoogst? (1 minuut)
Hoeveel tijd na inname is de concentratie
in je bloed op zijn hoogst? (1 minuut)
timer
1:00
Slide 27 - Open vraag
Lariam.
Hoeveel tijd na inname van de laatste
tablet is de bloedconcentratie
gehalveerd? (1 minuut)
Hoeveel tijd na inname van de laatste
tablet is de bloedconcentratie
gehalveerd? (1 minuut)
timer
1:00
