nog nuttig

1 / 19
volgende
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Deze slide heeft geen instructies

ruimte
-     beeldvormend: geeft aan waar het verhaal zich afspeelt zonder dat de ruimte een bijzondere betekenis heeft.
-     sferisch: de ruimte versterkt de sfeer die de schrijver in (dat gedeelte van) het verhaal oproept.
-     symbolisch: de ruimte heeft een diepere betekenis en staat symbool voor de gevoelens van een personage, het thema of iets anders in het verhaal.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 5 uit literatuur

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 5 - nakijken
  • a De ik wordt impliciet gekarakteriseerd: de lezer moet zelf ontdekken wat het karakter van de ik is.
  • b De flashback begint in regel 11 en eindigt in 28. Door deze flashback kan de lezer zich beter inleven in de zorgen van de ik.
  • c Dat is in dit verhaal ook het geval: de lezer wordt min of meer gedwongen om met de zorgen van de ik mee te leven en zich, net zoals de ik, te identificeren met het leed van kinderen die hun knuffel hebben verloren.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 5 - nakijken
  • d Bijvoorbeeld: De humoristische stijl van Sylvia Witteman is vooral te herkennen aan de vele overdrijvingen, zowel in het woordgebruik en de emoties (‘hartverscheurend zoek’, ‘knagend geweten’, ‘stijgende beklemming’) als in de situaties die ze schetst (de ontvoering van een knuffel) en handelingen (de overdreven voorzorgsmaatregelen voor haar jongens).
  • e Bijvoorbeeld: Hoewel er humor in het verhaal zit, is de functie meer dan alleen maar het amuseren van de lezer. De emoties van de lezer worden ook bespeeld, waardoor die meeleeft met de ik en de zielige kleuters die hun dierbaar knuffeltje hebben verloren. Deze column zet de lezer niet echt aan het denken over een maatschappelijke of morele kwestie. Hoogstens zal de lezer de situatie herkennen uit eigen ervaring of zich erin kunnen verplaatsen. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd
herhaling

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd in literatuur
  • Chronologisch verhaal = de gebeurtenissen worden verteld in de volgorde waarin ze zich hebben afgespeeld
  • Flashback = sprong terug in de tijd
  • Terugverwijzing = aanstippen van iets in het verleden
  • Flashforward = verwijst naar iets wat nog te gebeuren staat
  • Vooruitwijzing = aanstippen van iets in de toekomst
  • Tijdsprong = schrijver slaat periodes over (witrelgels) en besteedt hier geen woorden aan


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd in literatuur
  • Proloog = korte tekst die voorafgaat aan het hoofdstuk → meestal een flashforward
  • Verteltijd = tijd die nodig is om het verhaal te vertellen (regels, pagina’s)
  • Vertelde tijd = tijd die in het verhaal verloopt (uren, jaren)
  • Tijdverdichting = vertelde tijd is langer dan de verteltijd
  • Tijdsvertraging = verteltijd is langer dan de vertelde tijd 🡪 spanning opbouwen
  • Historische tijd 🡪 sociale, politieke en culturele kleur van een tijd is belangrijk om het verhaal te begrijpen. Dit gaat zowel om de tijd waarin het verhaal zich afspeelt als de tijd waarin het verhaal geschreven is. 


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de vertelde tijd
A
De tijd die verstrijkt in het verhaal
B
De gebeurtenissen die eerder hebben plaatsgevonden
C
De (historische) periode waarin het verhaal speelt
D
De tijd die je nodig hebt om het verhaal te lezen.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een flashback en een terugwijzing?
A
Een flashback is een korter stukje tekst
B
Een terugwijzing is een korte verwijzing
C
Een flashback onderbreekt het verhaal niet
D
Een terugwijzing onderbreekt het verhaal niet

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij was er niet. Gisteren ook al niet. Teleurgesteld pakte hij zijn fiets.
Hier is sprake van een...
A
Flashback
B
Terugwijzing
C
Flashforward
D
Vooruitwijzing

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grondelementen in een verhaal

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Het vertellen van verhalen - Literatuur H11 

- Verhaaltheorie - narratologie: begrippen die nodig zijn om kritisch over verhalen te praten.
- grondelementen:
  1. tijd 
  2. vertelperspectief
  3. personages
  4. gebeurtenissen
  5. ruimte



Maak aantekeningen!

Slide 13 - Tekstslide

Tot hier gekomen
Communiceren doe je samen 2
Het vertellen van verhalen - Literatuur H11 

1. Tijd 
Welke begrippen horen hier bij? 
  • Flashback (terugblikken)
  • Flash forward (vooruitwijzen)
  • chronologie
  • tijdsversnelling
  • tijdsvertraging

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Communiceren doe je samen 2
Maak opdracht 5 op pagina 156. 

Schrijf je antwoorden op. 
timer
12:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
Drogredenen:
6. Het ontduiken van bewijslast
7. Cirkelredenering
8. Het vertekenen van een standpunt
9. Het bespelen van publiek

Literatuur:
tijd
vertelperspectief

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke argumentatiestructuur?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke argumentatiestructuur?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke argumentatiestructuur?
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Onderschikkende argumentatie
C
Nevenschikkende argumentatie

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies