13 - 1VMA - Inhalen zinsdeelproef - start schrijven

WELKOM 1A :)
Planning van deze les:

  • Extra uitleg zinsdeelproef
  • Opdracht SO herkansen

Het volgende uur:
  • Schrijven 

Nodig
  • Een pen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

WELKOM 1A :)
Planning van deze les:

  • Extra uitleg zinsdeelproef
  • Opdracht SO herkansen

Het volgende uur:
  • Schrijven 

Nodig
  • Een pen

Slide 1 - Tekstslide

Wat jullie al (bijna altijd) kunnen:
  • De tijd van een zin veranderen (vt, tt)
  • Het aantal in de zin veranderen (ev, mv)
  • De persoonsvorm vinden 
  • Het onderwerp vinden

Slide 2 - Tekstslide

We gaan de vraag over de zinsdeelproef herkansen
Deze les: oefenen met zinsdeelstrepen zetten.
Aan het einde van de les: één opdracht (vijf zinnen) van de toets opnieuw maken. 

Voorwaarden
- Iedereen doet mee met de les
- Er is rust in de klas
- Vragen stellen mag!

Slide 3 - Tekstslide

Wat is de eerste stap bij het ontleden van een zin?

Slide 4 - Open vraag

1e stap: de persoonsvorm zoeken
Tijdproef: Verander de tijd in de zin (vt, tt)
                      Het woord dat verandert is de persoonsvorm.

  • De kat rent door de tuin van de buren. 
  • > De kat rende door de tuin van de buren. 
  • Rent = persoonsvorm 

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

De hond sluipt door het bos samen met zijn baasje.

A
De hond
B
sluipt
C
door het bos
D
samen met zijn baasje

Slide 6 - Quizvraag

1e stap: de persoonsvorm zoeken


De hond sluipt door het bos samen met zijn baasje.
> De hond sloop door het bos samen met zijn baasje.

Slide 7 - Tekstslide

2e stap: zet een streep direct voor en
                achter de pv


De hond | sluipt | door het bos samen met zijn baasje.

Slide 8 - Tekstslide

Zet zinsdeelstrepen voor en na de persoonsvorm bij deze zin:
De kat rent door de tuin van de buren.

Slide 9 - Open vraag

Regel: Voor de pv is maar plek voor één zinsdeel.
(De pv staat dus altijd op de tweede plek in een zin in het Nederlands.)


De hond | sluipt | door het bos samen met zijn baasje.


één zinsdeel

Slide 10 - Tekstslide

3e stap: verander de volgorde van de zin. Kijk welke woorden je samen voor de pv kunt zetten.
Er is maar plek voor 1 zinsdeel op die plek.

Slide 11 - Tekstslide

  1. De hond | sluipt | door het bos samen met zijn baasje.

  2. Door het bos | sluipt | de hond | samen met zijn baasje.

  3. Samen met zijn baasje | sluipt | de hond | door het bos.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Stappenplan zinsdeelstrepen zetten
1 Onderstreep de pv.
       Mandy wacht op haar moeder.


2 Zet voor en achter de pv zinsdeelstrepen.
       Mandy | wacht | op haar moeder.


3 Verander de volgorde van de zin: kijk welke woorden je samen voor de pv kunt zetten.
       Op haar moeder | wacht | Mandy.

4 Ga daar mee door tot je alle zinsdelen hebt gevonden.

Slide 14 - Tekstslide

Iemand anders nog een leuke zin?
Ik | ben | op school | samen met mijn klas. 

Slide 15 - Tekstslide

  1. Het document | telde | inclusief de inhoudsopgave | veertig pagina's.

Slide 16 - Tekstslide

  1. Het document | telde | inclusief de inhoudsopgave | veertig pagina's.
  2. Twee jaar lang | verdacht | hij | deze man | van diefstal.

Slide 17 - Tekstslide

  1. Het document | telde | inclusief de inhoudsopgave | veertig pagina's.
  2. Twee jaar lang | verdacht | hij | deze man | van diefstal.
  3. Het jongetje | lachte | na een paar minuten | gelukkig | weer.

Slide 18 - Tekstslide

  1. Het document | telde | inclusief de inhoudsopgave | veertig pagina's.
  2. Twee jaar lang | verdacht | hij | deze man | van diefstal.
  3. Het jongetje | lachte | na een paar minuten | gelukkig | weer.
  4. In deze kas | leren | kinderen | over het planten van hun eigen voedsel.

Slide 19 - Tekstslide

  1. Het document | telde | inclusief de inhoudsopgave | veertig pagina's.
  2. Twee jaar lang | verdacht | hij | deze man | van diefstal.
  3. Het jongetje | lachte | na een paar minuten | gelukkig | weer.
  4. In deze kas | leren | kinderen | over het planten van hun eigen voedsel.
  5. De vakantie in het westen en het noorden van Ierland | was | fantastisch.

Slide 20 - Tekstslide

Nu
  • Mini herkansing van vijf zinnen over de zinsdeelproef. 
  •  Volgende lesuur: schrijven

Slide 21 - Tekstslide

Formeel taalgebruik

  • Officiële taal 
  • Je gebruikt dit in zakelijke berichten (berichten die niet persoonlijk zijn) 
  • Bijvoorbeeld: u, geachte, met vriendelijke groet

Informeel taalgebruik 

  • Alledaagse taal
  • Je gebruikt dit als je communiceert met mensen die je goed kent 
  • Niet altijd onbeleefd of verkeerd
  • Bijvoorbeeld: je, hoi, groetjes

Slide 22 - Tekstslide

Stel: je wilt een e-mail schrijven aan iemand die je niet kent (zakelijke e-mail).
Welke kenmerken heeft zo'n e-mail?

Slide 23 - Open vraag

Welke regels voor een zakelijke e-mail denk je dat er zijn? 

Slide 24 - Tekstslide

Regels zakelijke e-mail 
  • Vul de adresregel in
  • Noteer in de onderwerpregel kort waar de mail over gaat
  • Begin met een zakelijke aanhef
  • Zeg kort en duidelijk wat je wilt bereiken
  • Zorg dat je taalgebruik zakelijk en beleefd is
  • Langere e-mails deel je in in alinea's
  • Gebruik een zakelijke slotgroet 

Slide 25 - Tekstslide

Individueel werken
Wat: Lees de leertekst 'zakelijke e-mail' (bladzijde 40) en 'informeel en formeel taalgebruik' (bladzijde 42) nauwkeurig. Maak daarna opdracht 2, 3, 4 (behalve d en e), 5 en 7 van 1.4 Schrijven en formuleren
Hoe: Individueel
Hulp: Eerst vijf minuten zonder hulp, daarna mag je je vinger opsteken en dan kom ik langs
Tijd: Tot het einde van de les
Klaar: Oefen met de woordtrainer online (Woorden 1.5 > woordtrainer) 
timer
5:00

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk voor vrijdag
  • Maak opdracht 2, 3 en 5 van hoofdstuk 1.4 schrijven en formuleren
  • Lees je leesboek uit 

Slide 27 - Tekstslide